dinsdag 20 december 2011

Op de knieën voor de tuin

Soera 3:14-17

Het volgende stukje van vier verzen gaat over aan de ene kant de genoegens van dit leven, aan de andere kant de genoegens die Allah zou bieden in het hiernamaals.
14. Het lijkt mensen goed liefde te hebben tot verlangen naar vrouwen, kinderen, stapels goud, raspaarden, vee en land; dat is wat het leven van deze wereld te bieden heeft. Maar bij Allah is het goede (levens)doel.
15. Zeg: zal ik je vertellen wat beter is dan deze? Voor hen die vrezen voor hun heer zijn tuinen met daaronder rivieren, om daarin voor eeuwig te verblijven, en reine partners, en genot van Allah; (...)
Beloftes zoals in vers 15 kunnen we ook vinden in soera 2:25, 3:136, 3:195, 3:198, 4:13, 4:57 enzovoorts, steeds in ongeveer dezelfde bewoordingen. En wat moet iemand ervoor doen om in het hiernamaals van Allah met goddelijke genoegens door het gras te mogen rollebollen? Hij (misschien ook zij) moet in elk geval een echte moslim zijn, afwachten, betalen en vroeg uit de veren voor het dagelijkse gebed:
15 (...) en Allah ziet zijn dienaren.
16. Zij die zeggen: onze heer, wij geloven, vergeef ons onze zonden, en red ons van de kwelling van het vuur!
17. En de geduldigen, en de waarachtigen, en de gehoorzamen, en de vrijgevigen, en zij die op de vroege morgen om vergeving bidden.
Belangrijk is kennelijk het bidden om vergeving, want we vinden dat in vers 16 en aan het eind van vers 17 nog een keer. Maar is dat bidden om vergeving nou zo'n goede daad? Zou het niet beter zijn om zó te leven dat dat bidden om vergeving niet nodig is?

Op het eerste gezicht zijn kwalificaties zoals "geduldig", "waarachtig", "gehoorzaam" en "vrijgevig" wel positief, maar er is ook wel wat op af te dingen. Betekent "gehoorzaam" bijvoorbeeld gehoorzaamheid aan de Koran, dan belooft dat niet veel goeds. "Vrijgevigheid" is op zichzelf een mooie karaktertrek, maar als alleen de moskee daar beter van wordt (zoals volgt uit soera 2:273)... En dan "geduldig" - geduld is wel goed, maar soms is actie beter. En tenslotte "waarachtig": was dat nou maar van toepassing op de Koran zelf!

Wat hier ontbreekt - en eigenlijk in heel de koran - is de essentie van zowel het Jodendom als het christendom: God liefhebben en je naaste als jezelf.


maandag 19 december 2011

Leger met Allah

Soera 3:13

In de vorige verzen konden we lezen dat "ongelovigen" overwonnen zullen worden. Wij vermoedden dat hier militair overwonnen werd bedoeld, en warempel, het volgende vers sluit daar naadloos op aan.
13. Zeker, er was al een teken voor jullie in de twee legers die elkaar troffen. Eén leger streed op de weg van Allah, het andere was ongelovig, waarvan ze er tweemaal meer zagen als hun eigen aantal, volgens hun ogen. En Allah versterkt met zijn hulp wie hij wil; zeker, daarin is een les voor hen die ogen hebben.
Dus, als het op oorlogen aankomt hebben moslims bij Allah een streepje vóór. Maakt het nog wat uit wat hun leger te zoeken heeft in het land waar het de wapens opneemt? Welnee, zolang de tegenstanders maar "ongelovigen" zijn. De militaire expansie die de islam groot maakte, bewijst hoe de vroege moslims teksten zoals deze lazen: als een steun in de rug voor gewapend je gelijk halen.

zondag 18 december 2011

Farao, de Jood

Soera 3:8-12
8. Onze heer, laat ons hart niet afwijken na uw gift aan ons, en geef ons van uw barmhartigheid; u, u bent de gever.
9. Heer, u verzamelt de mensen op een dag, zonder twijfel; zeker, u zal uw beloften niet breken.
10. Zeker, zij die ontkennen, hun geld zal hen niet baten, noch zullen hun kinderen voor Allah iets betekenen; zij zullen brandstof zijn voor het vuur.
11. Zoals die van Feroen en zijn voorgangers (...) 
Slavernij in Egypte - niet alleen
de nakomelingen van Jacob
kregen ermee te maken...
Feroen (Firon) is de titel van de heerser van Egypte, Farao, waarover het Bijbelboek Exodus het een en ander vertelt. De Koranschrijver veronderstelt dit bekend, en hij trekt in één keer de lijn door naar zijn theologische tegenstanders. Maar die vergelijking gaat aan alle kanten mank: de "ongelovigen" in de tijd van Mohammed hielden de moslims niet gevangen, zij verhinderden de mohammedanen zelfs niet om naar een ander land te gaan en zij dwongen ze al helemaal niet tot slavenarbeid. Integendeel: de moslims namen de vrouwen van de niet-moslims gevangen, joegen anderen het land uit en, inderdaad, maakten tallozen uit de overwonnen volken tot slaven.

Wie de claims van de Koran serieus onderzoekt, ontdekt dat de overeenkomsten tussen de Koranverhalen en de Bijbelverhalen zeer oppervlakkig zijn. De namen lijken wat op elkaar, de gebeurtenissen ook een beetje, maar in wezen zijn het heel andere verhalen die er alleen toe dienen om moslims de "juiste" houding jegens de "ongelovigen" mee te geven.
11. (...) en hun voorgangers. Zij verwierpen onze openbaringen, dus Allah rekende met hen af vanwege hun zonden; en Allah is streng in het straffen.
12. Zeg tegen hen die ontkennen: "Jullie zullen worden overwonnen en verzameld in de hel, een slechte rustplaats".
De ongelovigen moeten dus dubbel oppassen: niet alleen zullen ze naar de hel gaan, maar daarvóór zullen ze ook nog worden overwonnen. Drie keer raden door wie.

De juiste interpretatie

Soera 3:7
7. Hij is het die aan jullie het boek heeft geopenbaard. (Sommige van) de tekenen (daarin) zijn beslissend, de basis van het boek; andere zijn vergelijkingen. Zij van wie het hart afwijkt en het deel volgen dat allegorisch is: zij zijn uit op onenigheid door (hun) interpretatie. Maar alleen Allah weet de (juiste) interpretatie, en de ingewijden en wetenschappers zeggen: wij geloven erin, het is allemaal van onze heer; alleen mannen van begrip zien dit in.
Een fraai staaltje van een cirkelredenering. Hoe kom je erachter wat allegorisch is en wat niet? Vraag het aan mannen die er verstand van hebben. Die zijn te herkennen aan het feit dat ze het weten. En hoe weet je of zij het goed zien? Nou, omdat zij het oneens zijn met mensen die ernaast zitten.

De koranschrijver geeft ons eigenlijk geen houvast. De mannen die gelijk krijgen zijn de mannen zijn die gelijk hebben. Wie aan de goede kant wil staan moet zeggen dat hij het hele boek gelooft (wat dat dan ook mag betekenen) en meegaan met de hoofdstroom.

Is het anno nu nog mogelijk delen van de Koran anders te interpreteren, zoals in deze blog? Voor moslims niet. Wie dat doet is namelijk een onruststoker, leek en/of stommeling. De Koran zegt 't.

Dag Mendel

Soera 3:5-6
5. Zeker, voor Allah is niets verborgen op aarde of in de hemel.
6. Hij is het die jullie vormt in de baarmoeders zoals hij wil; er is geen god zoals hij, machtig, wijs.
Het thema van vers 6 lijkt op wat we in de Tenach ook wel eens tegenkomen. Bijvoorbeeld in het boek van de profeet Jesaja:
Jes. 44:24. Zo zegt de HEERE, uw Verlosser, Uw Formeerder van de moederschoot af: (...)
Of, nog iets dichterlijker uiteraard, in een Psalm:
Ps. 139:13. Want Ú hebt mijn nieren geschapen, mij in de schoot van mijn moeder geweven.
En het lijkt misschien een beetje flauw om daarover te vallen, maar in de Koran staat iets wat in de Tenach niet staat, namelijk: "zoals hij wil". Die willekeurigheid is er niet. Blonde ouders krijgen geen kinderen met zwart haar. Maar het thema: "Allah doet wat hij wil" past wel goed bij de rest van de Koran.

zaterdag 17 december 2011

Wie is de ketter?

Soera 3:1-4

Soera 3 begint met hetzelfde drieletterige woord als soera 2, alm, waarvan niemand de betekenis schijnt te kennen. Maar als het in lopende tekst voorkomt betekent het zoiets als "is het niet zo?" Ook het volgende vers is bekende koek:
2. Allah - er is geen god als hij, de eeuwige, de levende.
Maar dan wordt het interessant:
3. Hij heeft jullie het boek met waarheid geopenbaard, bevestigend wat voorhanden was, en openbaarde de Toera en de Angyl...
De woorden Toera en Angyl worden meestal vertaald en geschreven als Thora en Evangelie. Wij denken wel te weten wat de schrijver daarmee bedoelt. Maar wat bedoelt hij met "het boek"?! Het zou raar zijn als hij het boek zou bedoelen dat hij net aan het schrijven is, zoals moslims geloven. Maar wat anders?
4. ... vroeger, als gids voor mensen, en openbaarde het Criterium.
Dat Criterium (al-furqan, al-foerkan) kwamen we al eerder tegen. Daar lijkt het erop dat de schrijver de Tien Geboden bedoelt, waarvan de koranschrijver dus schijnt te denken dat dat een apart boek is of zo.
4. (...) Zeker, zij die de tekenen van Allah ontkennen, voor hen is er een zware bestraffing, en Allah is machtig in het wreken.
"Zij die de tekenen ontkennen" wordt meestal vertaald als "zij die niet geloven in de tekenen". Maar dat staat er niet. De groep waar de schrijver op doelt krijgt het verwijt dat zij iets doen met de tekenen: ze verdonkeremanen, onder het tapijt vegen, loochenen. Elders in de Koran konden we al lezen hoe ze dat zogenaamd zouden doen, namelijk door hun eigen boeken (de Bijbel) te vervalsen zodat ze de Koran tegenspreken. Dat is natuurlijk niet serieus te nemen, maar moslims doen dat in groten getale juist wel. En dat komt doordat de Koran iedereen bedreigt die de islamitische leer in twijfel trekt. Maar zolang de sharia hier niet geldt hebben we daar geen last van.

woensdag 7 december 2011

Help met klappen

Soera 2:286

Nog één vers en dan hebben we soera 2 uit. Wordt dat de klap op de vuurpijl?
286. Allah legt geen enkele ziel een plicht op dan naar vermogen. (De ziel) zal krijgen wat hij verdient en dragen wat hij heeft misdaan. Onze heer! Straf ons niet als we iets vergeten of ons vergissen. Onze heer! Leg ons geen last op zoals u onze voorgangers oplegde. Onze heer! Leg ons niet op waarvoor we de kracht missen om het te dragen. En vergeef ons en gun ons bescherming en geef ons genade...
Eén merkwaardige passage wil ik toch nog even uitlichten: eerst staat er dat Allah geen enkele ziel (inclusief niet-moslims?) een zwaardere last oplegt dan hij kan dragen, maar dan smeekt de koranschrijver of Allah aan hem en de zijnen geen last zal opleggen zoals de voorgangers (de joden?) kregen. Werden de joden dan wel boven vermogen belast, of willen de moslims het gewoon een stuk makkelijker hebben? Het eerste lijkt in strijd met het begin van het vers, het tweede is in strijd met wat erop volgt, want als je eerst vraagt om minder dan maximale belasting, waarom zou je dan vervolgens vragen om hooguit maximale belasting? Nou goed, de allerlaatste regel dan:
286. (...) U bent onze beschermer, dus help ons tegen het ongelovige volk.
Nou, maar dat is me vroom! Inderdaad een klap op de vuurpijl, sterker, een klap voor de wereld.

Alle profeten gelijk, maar sommigen...

Soera 2:285
285. De boodschapper gelooft in wat hem van zijn heer is geopenbaard, en de gelovigen geloven geloven allemaal in Allah en zijn engelen en in de geschriften en in de boodschappers. Wij maken geen onderscheid tussen één van de boodschappers: zij zeiden: wij horen en gehoorzamen! Uw vergeving! En naar u leidt de weg uiteindelijk.
De uitspraak "wij maken geen onderscheid tussen boodschappers" klinkt heel vroom, maar hiermee zette de schrijver zich af tegen de christenen die immers Jezus boven de profeten stelden. Moslims hebben Jezus tot een profeet gedegradeerd, maar in plaats daarvan stellen ze hun Mohammed boven iedereen.

dinsdag 6 december 2011

Aan de goden overgeleverd

Soera 2:284

Nog drie verzen tot het einde van dit hoofdstuk.
284. Wat er ook in de hemelen is en wat er ook op de aarde is, het is van Allah. En of je uitspreekt wat je in gedachten hebt of dat je het voor je houdt, Allah zal je overeenkomstig ter verantwoording roepen. Dan zal hij vergeven wie hij wil, en straffen wie hij wil; en Allah heeft macht over alles.
Ik kan me niet voorstellen dat een vrome moslim vrolijk wordt van zo'n vers. Allah is nergens aan gebonden, hij doet gewoon hij zin in heeft. Je eeuwig lot zal maar van zo'n god afhangen...

Makkelijk lenen op reis

Soera 2:283

Dit vers sluit aan op het vorige, dat ging over contracten en getuigen bij het aangaan van een lening (en bij minder indrukwekkende zaken zoals ruilhandel). Vers 283 voegt daar enkele interessante uitzonderingsbepalingen aan toe.
283. En als je op reis bent en geen schrijver vindt, dan maar een onderpand genomen; maar als iemand van jullie een ander (het onderpand toe-) vertrouwt, dan moet die ander het hem toevertrouwde (t.z.t.) teruggeven, laat hij Allah vrezen. Verberg het bewijs niet; wie dat doet heeft een zondig hart, en Allah weet wat je doet.
Het is dus toegestaan in plaats van een geschreven contract een onderpand uit te wisselen, en dat onderpand mag ook weer aan een ander in bewaring worden gegeven. Hier is echter geen sprake van getuigen, dus wat er in het geval van een conflict moet gebeuren om de waarheid boven tafel te krijgen is onduidelijk. Dat het onderpand kan worden doorgegeven aan een ander maakt de kans op ongelukken alleen nog maar groter. Waarom is de koranschrijver hier zo makkelijk en in het vorige vers juist niet?

maandag 5 december 2011

Trouw met een lening

Soera 2:282

Dit langste vers van Soera 2 gaat over de formaliteiten rond de lening van een moslim aan een andere moslim. De nadruk op de aanwezigheid van getuigen bij die overeenkomst is iets waar Johannes van Damascus zich in de 8e eeuw al over verbaasde. Maar goed, hier komt het.
282. O jullie die geloven! Als jullie met elkaar afspreken om een schuld voor een vaste tijd aan te gaan ...
Hier onderbreken we het verhaal even: in de voorafgaande verzen, die gaan over het lenen door een moslim van een niet-moslim, is de termijn rekbaar en uiteindelijke terugbetaling bovendien onzeker en eigenlijk ongewenst. Maar hier, tussen twee moslims, worden de zaken béter geregeld. We gaan verder.
282. (...) leg het dan vast op schrift. Laat een schrijver het tussen jullie vastleggen, in eerlijkheid, en de schrijver moet niet weigeren te schrijven zoals Allah het hem heeft geleerd, zo moet hij schrijven. En laat de schuldenaar dicteren, en hij moet Allah, zijn heer, vrezen, en er niet iets van weglaten. Maar als de schuldenaar handelingsonbekwaam is, of zwak, of niet zelf kan dicteren, laat zijn voogd dan in eerlijkheid dicteren...
Op zichzelf lijkt dit allemaal zo gek nog niet. Het wijkt wel iets af van wat wij zouden doen bij een notaris, want die stelt zelf (standaard-) contracten op. Vreemd is ook dat de schuldeiser hier helemaal geen rol lijkt te spelen. Wordt zijn instemming ook nog gevraagd, of moet de schrijver de schuldenaar op zijn blauwe ogen geloven? En het wordt nog iets vreemder. Bij het opstellen van het contract moeten namelijk ook nog getuigen aanwezig zijn. In Nederland doen we dat alleen bij het sluiten van een huwelijk.
282. (...) En roep uit jullie midden twee mannen als getuigen op, en als er geen twee mannen zijn, dan een man en twee vrouwen van onder hen die je als getuigen kiest, zodat als één van de twee dwaalt, de ander van de twee de ene kan helpen herinneren...
Deze passage is berucht omdat de schrijver hier suggereert dat een vrouw als getuige de helft van een man waard is, vanwege haar vergeetachtigheid. Uit onderzoek (hier) blijkt dat dat tenminste bij oudere mannen en vrouwen juist andersom is, maar bij zwangere vrouwen schijnt vergeetachtigheid inderdaad wat vaker voor te komen. Interessant, maar we moeten toch concluderen dat hier sprake is van discriminatie van vrouwen. Want zelfs vrouwen die daar last van hebben zijn niet permanent zwanger.
282. (...) En de getuigen moeten niet weigeren wanneer ze worden opgeroepen, en heb geen tegenzin om te schrijven, klein of groot, met de vervaldatum. Dit is juister in de ogen van Allah en verzekert van grotere nauwkeurigheid in het getuigen, en de beste benadering zodat er geen twijfel ontstaat, behalve als het koopwaar op voorraad betreft die jullie onder elkaar van hand tot hand laten gaan, dan zijn jullie niet schuldig als er niets wordt opgeschreven; en zorg voor getuigen bij ruilhandel met elkaar, en laat de schrijver noch de getuige iets overkomen; als je dat toch doet dan is dat jouw overtreding, en vrees Allah, Allah onderwijst je, en Allah weet alle dingen.
Een stortvloed van woorden, met naar mijn smaak een groot aantal open deuren. Natuurlijk ruim je notarissen en getuigen niet uit de weg. En uiteraard is een contract nuttig om onenigheid achteraf te voorkomen. Nogal wiedes dat je niet bij elke aankoop door de notaris een contract laat opstellen (een kassabon is goed genoeg).  Maar is het nou nodig bij zoiets overzichtelijks als ruilhandel getuigen in te schakelen? Mijn hemel, wat een gedoe. Je krijgt met dit soort verzen de indruk dat de moslimwereld wordt bevolkt door onbetrouwbare sujetten die voortdurend in de gaten gehouden moeten worden omdat ze de kluit anders beduvelen.

zondag 27 november 2011

Lenen tegen 0% - of minder

Soera 2:279-281

De vorige verzen riepen de vraag op wat er gebeurt als de ongelovigen erop staan dat er rente wordt betaald over uitgeleend vermogen. Wordt de lening dan gewoon niet aangegaan, of volgen er represailles? Verrassend: het volgende vers geeft antwoord op deze vraag.
279. Bij weigering volgt een oorlogsverklaring van Allah en zijn boodschapper. Als jullie je bekeren mogen jullie je de hoofdsom houden: jullie zullen geen geld verliezen en niet laten verliezen.
Dat maakt de zaak duidelijk: ongelovigen die niet met de voorwaarden akkoord gaan kunnen rekenen op een pak slaag, tenzij ze tijdig inbinden. Is er verder dan geen vuiltje aan de lucht? Nou, dat staat nog te bezien:
280. En als hij (de schuldenaar) platzak is, wacht dan tot hij het beter heeft. Maar het is beter voor jou als je het hem kwijtscheldtbij wijze van aalmoes, weet je.
De schuldeiser krijgt dus geen rente, hij moet bovendien genoegen nemen met uitstel van aflossingen zo lang als 'nodig' is en zelfs daarna kan hij de restschuld maar beter kwijtschelden. Wie zou er zo gek zijn onder dit soort voorwaarden een 'lening' te verstrekken? Niet-moslims doen dat natuurlijk alleen als ze met grof geweld worden bedreigd (zie boven), maar hoe denkt de koranschrijver moslims over de streep te trekken? Het antwoord vinden we in vers 281:
281. Denk met vrees aan de dag dat je tot Allah wordt teruggebracht: dan zullen alle gestorvenen terugontvangen naar wat ze verdiend hebben, en ze zullen niet onrechtvaardig worden behandeld.
Allah zal dus in het hiernamaals de rekening vereffenen, niet méér. Dit komt overeen met de boodschap van vers 272, want ook daar is het beloofde rendement nul. Maar hoe schamel dit ook mag lijken, het is in elk geval een stuk beter dan wat de niet-moslims te wachten staat. Als we de koranschrijver mogen geloven.

zaterdag 26 november 2011

Liefdadigheid van één kant

Soera 2:276-278
276. Allah veegt de woeker uit, en bekrachtigt de liefdadigheid; en Allah houdt niet van ontkenners, boosdoeners.
277. Zeker, zij die geloven en goede werken verrichten en geregeld bidden en de zakaat betalen, voor hen is de beloning van hun heer; geen angst zal hen overvallen en zij zullen geen verdriet hebben.
278. O jullie die geloven! Vrees Allah en laat liggen [bij de schuldenaar] wat nog aan woeker overbleef, als jullie gelovigen zijn!
Het riedeltje in vers 277 ("voor hen is de beloning...") kennen we nog van vers 62, 112 en 262. In vers 62 was de voorwaarde "geloven in Allah en goed doen", in 112 ging het om onderwerping aan Allah (en goed doen), in 262 om belangeloos geven en hier in 277 om geloven, goede werken, betalen en bidden volgens de voorschriften.

De verzen 276 en 278 gaan echter nog steeds over het laten betalen van rente. Moslims worden ertoe opgeroepen dat niet (meer) te doen. Maar daar houdt het niet op: ook niet-moslims mogen geen rente heffen. Nu zal het de koranschrijver worst zijn geweest als niet-moslims dat van elkaar vroegen, dus waar het om gaat is dat niet-moslims geen rente van moslims mogen vragen. En nu wordt het interessant, want wat gebeurt er nou als die niet-moslims met zulke voorwaarden niet akkoord gaan? Kunnen ze het uitlenen van geld dan weigeren, of krijgen ze dan straf?

zondag 20 november 2011

Een gewaarschuwd man houdt de winst

Soera 2:275
275. Zij die rente consumeren zullen niet opstaan dan als iemand die door de aanraking van de satan opstaat. Dat is omdat ze zeggen dat handel is zoals rente. En Allah heeft handel toegestaan maar rente verboden (...)
We kunnen dit vergelijken met een Bijbelpassage uit een van de boeken van Mozes, namelijk Leviticus:
Lev. 25:35 En wanneer uw broeder in armoede raakt en met lege handen staat, dan moet u hem steunen, ook als hij een vreemdeling en bijwoner is, zodat hij bij u in leven blijft. [36] U mag  geen rente of winst van hem nemen, maar u moet uw God vrezen, zodat uw broeder bij u in leven blijft. [37] U mag uw geld niet met rente aan hem lenen en u mag uw voedsel niet tegen winst geven.
De motivatie is hier duidelijk dat je niet mag profiteren van de armoe van je landgenoten (inclusief allochtonen!): niet door het vragen van rente en ook niet door het maken van winst bij het leveren van de eerste levensbehoeften.

Maar de koranschrijver beweert eenvoudig dat het vragen van rente verboden is, en handel niet. Alsof het vragen van rente altijd verkeerd is en het drijven van handel altijd goed. Wij weten wel beter. We lezen nog even de rest van vers 275:
275. (...) Wie dan een vermaning van zijn heer heeft ontvangen en er dan mee stopt, mag houden wat hij inmiddels heeft. En zijn zaak is in de handen van Allah. En wie erop terugkomen, zij zijn bewoners van het vuur, daarin zullen zij verblijven.
Dit tekstgedeelte is voor tweeërlei uitleg vatbaar. Bedoelt de schrijver dat iemand in de hel komt als hij na een waarschuwing doorgaat met het vangen van rente, of is die straf bedoeld voor mensen die over die ontvangen rente blijven doorzeuren? Vreemd is trouwens dat de woekeraar niets hoeft terug te betalen van vóór de waarschuwing. Werd het uitknijpen van de armen dan pas erg toen hij te horen kreeg dat het niet mocht?

woensdag 16 november 2011

Beschermingsgeld?

Soera 2:274


Nog één vers over het geven van aalmoezen (of vrijwillige bijdragen aan medewerkers van de moskee):
274. Zij die hun geld besteden, (bij) nacht en dag, heimelijk en in het openbaar, zij hebben de beloning bij hun heer, en zij zullen niet bang zijn en geen verdriet hebben.
Het weggeven van veel geld kan best iets moois zijn, het kan ook voldoening geven als het goed terecht komt en het lijkt me redelijk dat moslims geloven dat Allah hen ervoor zal belonen, maar hoe dit geven van geld een bescherming kan zijn voor angst en verdriet is me niet duidelijk. Een zwartkijker zou kunnen concluderen dat dit "beschermingsgeld" is, wat je moet betalen om te voorkomen dat je winkel of jijzelf in elkaar wordt gerost. Maar misschien mag een gulle gever erop rekenen dat hij op zijn beurt wordt geholpen, mocht economische tegenwind hem ooit treffen. Het eerste lijkt me niet zo fraai, het laatste niet zo waarschijnlijk. De koranschrijver zal ongetwijfeld iets anders in gedachten gehad hebben. Jammer dat hij dat niet met ons heeft willen delen.

Tot zover de reeks verzen over het geven van geld aan hen die dat nodig zouden hebben. Hierna gaat de koranschrijver definitief over naar een ander onderwerp, met nog grotere gevolgen voor de moslimse economie.

maandag 14 november 2011

Geven aan de niet-armen

Soera 2:273

Al een aantal verzen lang behandelt de koranschrijver het thema "geven (aan de armen)", en in het vers dat nu komt krijgen we eindelijk wat meer in beeld van de armen die hij bedoelt.
273. Voor de armen, zij die in hun bewegingen beperkt zijn op de weg van Allah, die niet kunnen rondreizen in het land. Als je niet beter wist zou je denken dat ze rijk zijn, omdat ze zuinig zijn. Je moet weten dat ze de mensen niet lastigvallen met vragen. En wat je van je goederen besteedt is bij Allah bekend.
Die laatste formule kennen we nu wel. Maar de rest is interessant. De goede moslim wordt hier opgeroepen te geven aan mensen die er niet om vragen maar die wel een of ander werk voor Allah doen waardoor ze niet aan betaald werk toe komen. Wat voor bezigheden dat dan zouden kunnen zijn komen we in dit vers niet te weten, maar wat in elk geval aan de beschrijving voldoet is werk in de plaatselijke moskee. Alleen is de vraag of de lui die daar in dienst zijn wel echt arm zijn. Volgens de koranschrijver is dat voor "onwetenden" lastig te beoordelen, zelfs als die "armen" er welvarend uitzien.

Volgens mij betekent dit geven-met-oogkleppen-op geen garantie voor een goede verdeling van het geld over de armen. Vooral de echte hulpbehoevenden, namelijk mensen die geen kans hebben op betaald werk, worden in dit vers overgeslagen. In de Bijbel lezen we hoe het wel moet:
I Timotheüs 10:15. Als een gelovige man of gelovige vrouw weduwen in de familie heeft, laten zij die bijstaan en laat de gemeente daarmee niet belast worden, opdat die hulp kan geven aan hen die werkelijk weduwen zijn.
Hieruit blijkt dat a) de christelijke gemeente opkwam voor de kwetsbaarsten, namelijk de weduwen, en b) dat de eigen familieleden de eersten waren die daarvoor moesten zorgen. De Koran heeft voor weduwen niet meer in petto dan verplichtingen (2:234) en een pensioentje van hooguit een jaar (2:240).

zaterdag 12 november 2011

Rendement: 0%

Soera 2:272

In de vorige twee verzen konden we lezen dat materiële giften goed zijn voor hulp en vergiffenis van Allah. Het volgende vers vat dat nog eens samen en voegt er twee verrassende concepten aan toe.
272. Het is niet aan jou om ze te begeleiden; Allah leidt wie hij wil. En wat je aan goederen besteedt, is in je eigen voordeel; je besteedt slechts om Allah te behagen. En alles wat je besteedt zul je terugontvangen; je zult niet worden benadeeld.
Eerst het begin. De moslim die hier wordt aangesproken hoeft de arme sloebers die hij aan geld en goederen helpt geen (religieuze) leiding te geven. Ik vind dat curieus. Waarom niet? Omdat Allah dat wel zal doen? En als Allah er geen zin in heeft, dan maar niet? Of bedoelt de schrijver soms dat de hulp geheel vrijblijvend moet zijn en dat er daarbij niet gepreekt mag worden, zo ongeveer zoals het Leger des Heils dat (niet) doet? Daar lijkt het wel een beetje op.

Het einde van het vers komt mij vaag bekend voor, namelijk van een passage uit het Nieuwe Testament:
Marcus 10:25. En Petrus begon tegen Hem te zeggen: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd. [29] En Jezus antwoordde: Voorwaar, Ik zeg u: er is niemand die huis of broers of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen of akkers verlaten heeft omwille van Mij en om het Evangelie, [30] of hij ontvangt honderdvoudig, nu in deze tijd, huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en akkers, met vervolgingen, en in de wereld die komt, het eeuwige leven.
Het beloofde 'rendement' van het christendom is dus een stuk hoger dan dat van de islam. Behalve dan die 'vervolgingen'. Maar die horen er in de islam niet bij, dus daar hoeven moslims zich geen zorgen over te maken.

En er zijn méér verschillen. Wat in de Bijbelpassage gaat het niet over het geven van geld aan de armen, maar aan het opgeven van huis en haard als prijs voor je geloof. In het vroege christendom gebeurde dat ook nog al eens onvrijwillig. De belofte van wat beters is dan een troost, maar in soera 2:272 lijkt het meer op een zakelijke overeenkomst, die de gelovigen per saldo geen cent kost. Dat is toch een beetje mager.

woensdag 9 november 2011

Betalen voor hulp en vergeving

Soera 2:270-271

Afgezien van het vorige vers, en misschien ook van het vers daarvoor, is de koranschrijver nu al een tijdje aan het uitweiden over de pluspunten van het geven van aalmoezen. De volgende verzen gaan nog even op dat thema door - en hoe! De consequenties van deze verzen voor de islamitische theologie zijn diepgaand. Het eerste vers is nog min of meer onschuldig:
270. Wat je ook betaalt aan kosten en belooft aan geloften, Allah weet het! En de onrechtvaardigen hebben geen hulp.
Dit vers lijkt wel te zeggen dat door "geven en beloven" de hulp van Allah kan worden ingekocht. Het suggereert ook dat het nalaten hiervan onrecht is. Als je het positief wilt bekijken betekent dit dus dat Allah gemakkelijk gunstig te stemmen is, namelijk door met geld over de brug te komen of zelfs door dat alleen maar te beloven. Dat laatste komt vooral goed van pas als je toevallig geen cent te makken hebt. Kortom, iedereen, arm of rijk, kan de hulp van Allah inkopen. Dan nu het volgende vers:
271. Als je openlijk aan liefdadigheid doet dan is dat in orde, maar als je in het geheim aan de armen geeft is dat beter: dat is voor de verzoening van je zonden. En Allah is op de hoogte van wat je doet.
Ik vraag me af: zouden er tabellen bestaan waarin je kunt zien wat de verschillende zonden zoal kosten, zodat je weet hoeveel je precies bij het armenhuis in de brievenbus moet stoppen? Anders weet je toch nooit of je wel liefdadig genoeg bent geweest?

dinsdag 8 november 2011

Wie wijs is krijgt lekkers

Soera 2:269

Voor de verandering weer een vers dat los staat van de rest en dus even apart moet worden behandeld:
269. Hij vergunt wijsheid aan wie hij wil, en wie wijsheid is vergund, aan hem is veel goeds gegeven. Maar alleen mannen van begrip nemen dit aan.
Ik vind dit een onnozel vers. Allicht, wie wijs wordt heeft het getroffen. Maar het laatste deel van het vers, dat zegt dat dit alleen doordringt tot mannen van begrip, maakt het tot een kip-en-ei-verhaal: je moet dus al goed van begrip zijn om wijs te kunnen worden. En Allah zou daar dan voor zorgen? Wat een wonder is dat?

Maar ik vermoed dat de schrijver hier leentjebuur heeft gespeeld bij een Tenachpassage, I Koningen 3:
I Kon. 3:12. Zie, daarom doe Ik overeenkomstig uw woorden:  zie, Ik geef u een wijs en verstandig hart, zodat uws gelijke er vóór u niet geweest is, en uws gelijke na u niet zal opstaan. [13]  En zelfs dat waar u niet om gevraagd hebt, geef Ik u: zowel rijkdom als eer, zodat niemand onder de koningen uws gelijke zal zijn, al uw dagen.

Deze Salomo (want dat is de aangesproken persoon) vroeg om wijsheid om het volk Israël goed te kunnen leiden. God was daar zo tevreden mee, dat hij niet alleen Salomo's wens inwilligde maar hem ook rijkdom en eer beloofde.

Het is de vraag of je dit moet lezen als een regel van zo-gaat-het-altijd, maar de koranschrijver doet dat in elk geval wel. Daardoor ontstaat een ander motief: de van Allah gegeven wijsheid en rijkdom is alleen weggelegd voor verstandige mensen. Anders gezegd, wie de islam verwerpt is dom en verdient armoe.

Dáár kunnen we wat mee.

vrijdag 4 november 2011

Geven en nemen: aalmoezen van de doden

Soera 2:267-268
267. O, jullie die geloven! Besteed van de goede dingen die je hebt verdiend en van wat wij voor jullie uit de aarde hebben laten opschieten. (...)
Verzen van deze strekking vinden we meer, bijvoorbeeld nummer 195 en 254. En vanaf vers 261 tot hier gaat het eigenlijk steeds over het geven "op de weg van Allah". Maar hier vinden we toch iets origineels, misschien ingegeven door een vraag die de term "goede dingen" oproept: wat nou als je iets zou willen weggeven wat minder goed is? Wel, dat vindt de schrijver geen goed idee:
267 (...) En richt je niet op wat slecht is om daarvan te delen, wat je niet eens zelf zou nemen als er niet wat van de prijs af ging. En weet dat Allah rijk is en prijzenswaardig.
De norm voor de gelovigen staat aan het eind van dit vers: doorgaan voor rijk en prijzenswaardig. Dus geen oude, goedkope troep leveren en ook geen andere dingen waarvoor je je zou schamen.

Toegegeven, voor de gevers is dit een nobel streven. En ook de ontvangers zullen er ongetwijfeld wat mee opschieten. Uit voorgaande en volgende verzen weten we trouwens dat met die ontvangers de armen bedoeld zijn. Tot en met vers 274 is het geven van aalmoezen aan de armen de rode draad, maar ondertussen komen er ook een aantal interessante theologische standpunten langs. Bijvoorbeeld hier:
268. De satan belooft je armoede en spoort je aan tot wangedrag, maar Allah belooft je zijn vergiffenis en overvloed; en Allah is alomvattend en wetend.
Voor de twijfelaars: het woord "belooft" is in beide gevallen de vertaling van hetzelfde Arabische woord. De schrijver zag hier ongetwijfeld een fraaie symmetrie in, maar dat de satan armoede zou 'beloven' is op zijn zachtst gezegd verrassend. Een Bijbelvers dat hier op lijkt vinden we in het Evangelie naar Johannes, waar Jezus het volgende zegt:
Joh. 10:10. De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en verloren te laten gaan; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed hebben.
De tegenstelling is hier aan de ene kant de naamloze boosaardige, aan de andere kant Jezus: Jezus biedt leven en overvloed, de tegenstander steelt en zaait dood & verderf. Hoewel de teksten ruwweg dezelfde strekking hebben, zijn het de details die het hem doen. Want wie ging stelend, slachtend en verwoestend door het leven? Precies: Mohammed, de kampioen van de islam. In plaats van leven, dat Jezus gaf, lezen we in de Koran over vergiffenis, wat de bende van Mohammed ongetwijfeld hard nodig had. Maar van armoede hadden ze door hun plundertochten weinig last. En dat, gelovigen, is het kenmerk van de ware godsdienst. Ahem.

zaterdag 29 oktober 2011

Rottuin

Soera 2:266

De volgende tekst is er weer zo één die los staat van de rest, een apart verhaaltje met een boodschap. In dit geval is het niet alleen een rare boodschap maar eigenlijk is het ook een heel naar verhaal:
266. Zou iemand van jullie het leuk vinden om een tuin te hebben met palmbomen en druiven, waaronder rivieren stromen, met allerlei soorten fruit voor hem; en hij is overvallen door ouderdom, en hij heeft zwakke nakomelingen, en een wervelwind treft de (tuin) en deze wordt verteerd door vuur. Zo maakt Allah zijn boodschap aan jullie duidelijk, zodat je erover kunt nadenken.
En wat is dan wel de boodschap die Allah hier duidelijk zou maken? Dat het niet leuk is om een mooie fruitbomentuin te hebben als die in vlammen opgaat? Die uitleg ligt nogal voor de hand, maar er is ongetwijfeld méér. Wat de schrijver misschien bedoelt - maar nu sla ik aan het speculeren - is dat je helemaal niet zo'n tuin moet wensen, omdat het er zo mee zou kunnen aflopen. Maar zulk zwartgallig pessimisme zou goed passen bij andere passages in deze soera, waar het moois in dit leven wordt voorgesteld als iets slechts (zie bijvoorbeeld vers 212).

maandag 24 oktober 2011

Geen rotstuintje


Soera 2:265

In het vorige vers lazen we dat het niet verstandig is om grond op een gladde rots aan te brengen. In dit vers lezen we pas waarom, omdat het te doen was om het telen van gewassen op die grond, die er dan natuurlijk niet vanaf moet spoelen. Als een soort tegenhanger van die gladde rots komt de schrijver nu met een tuin "op niveau", waar een flinke regenbui de oogst alleen maar vergroot:
265. De parabel van hen die hun bezit besteden om Allah te behagen en hun eigen toekomst veilig te stellen is als de parabel van de tuin op hoge grond, waarop zware regen neerkomt zodat de oogst verdubbelt, maar als er geen zware regen op neerkomt, dan lichte regen. En Allah ziet wat je doet.
Ik weet niet hoe het u vergaat, beste lezer, maar dit vers heeft naar mijn smaak een hoog mwep-mwep-gehalte.  We moeten er verder maar niet te veel woorden aan vuil maken. Eén opmerking nog: misschien heeft de schrijver zich laten inspireren door de gelijkenis van de Zaaier, die te lezen is (en was) in Lukas 8 en Marcus 4. Alleen had hij het jatwerk dan wel beter moeten doen, want zijn versie lijkt nergens op.

zondag 23 oktober 2011

Doe wel en zie niet om

Soera 2:262-264
262. Wat betreft hen die hun bezit besteden op de weg van Allah: volg hun bestedingen niet met schade voor hen; zij zullen hun beloning van hun heer ontvangen, zij zullen geen angst of verdriet hebben.
263. Een vriendelijk woord en vergeving is beter dan liefdadigheid gevolgd door schade; Allah is rijk, verdraagzaam.
264. O jullie die geloven! Maak jullie liefdadigheid niet waardeloos door verwijten en schade, zoals zij die hun giften doen zodat ze door de mensen gezien worden en die niet geloven in Allah en de Dag. Dit lijkt op een gladde rots met aarde erop: als een zware regen valt, blijft de rots kaal achter. Zij zullen niets winnen met wat ze hebben verdiend. Allah geeft geen leiding aan de mensen die ontkennen.
In vers 262 is niet duidelijk wie er nou uit de wind moet worden gehouden, de gevers of de ontvangers, maar in de volgende verzen lijkt het duidelijk meer op dat laatste. Het is nogal op een open deur dat je iemand nadat je hem iets gegeven hebt niet achteraf moet benadelen. Maar dat is misschien niet wat hier wordt bedoeld. Ik vermoed dat het er hier om gaat dat de ontvanger met de gift mag doen wat hij wil, zonder dat hij daarover verantwoording hoeft af te leggen. Daar zit misschien wel wat in. In het Nederlands heet dat: "eens gegeven blijft gegeven". Maar als wij wat geven, bijvoorbeeld aan een hulporganisatie, dan willen we toch wel dat die organisatie dat vervolgens goed besteedt. Dat is hun morele plicht. De koranschrijver ziet dat anders.

Het eerste deel van vers 264 doet denken aan een passage in het Nieuwe Testament:
Mat. 6:1.  Wees op uw hoede dat u uw liefdegave niet geeft in tegenwoordigheid van de mensen om door hen gezien te worden; anders hebt u geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.
Afgezien van de manier waarop de koranschrijver (niet) tegen God aan kijkt is dit precies dezelfde boodschap. De rest van het vers is een onbekende parabel zonder veel diepgang.

maandag 17 oktober 2011

Zeven jaar geven

Soera 2:261
261. De parabel van hen die hun bezit investeren in de weg van Allah: (het is) zoals graan dat zeven jaar groeit met honderd korrels in elke aar. En Allah vermenigvuldigt voor wie hij wil, en Allah heeft brede kennis.
Graan dat zeven jaar groeit en korrels produceert is een wonder. Granen zijn namelijk éénjarige, onder bijzondere omstandigheden tweejarige gewassen, maar dan heb je het wel gehad. En honderd korrels in één aar is voor tarwe (daar hebben we het toch over, of niet?) ruim het dubbele van wat normaal is. Maar goed, dat zou dus nog kunnen.

De vraag, zoals zo vaak: hoe komt de schrijver aan deze parabel? Aangezien de Koran schatplichtig is aan de Bijbel is dat niet lang zoeken. Dat van die zeven jaren graan vinden we in Genesis 41:
Gen. 41:26. (...) die zeven mooie aren betekenen ook zeven jaren...
Voor die honderd korrels kunnen we terecht bij Lukas:
Luk. 8:8. En een ander deel viel in de goede aarde en toen het opgegroeid was, bracht het honderdvoudige vrucht voort...
Beide tekstfragmenten gaan inderdaad over graan, maar ze gaan geen van beiden over het besteden van geld aan (of op) de Weg van Allah. Het eerste gaat gewoon over graan, het tweede over mensen die tot geloof komen en ook anderen tot geloof brengen.

Het lijkt erop dat de koranschrijver geen snars heeft begrepen van waar de originele parabels over gingen. Door de samenvoeging van deze twee en de aparte draai die de schrijver eraan geeft ontstaat eigenlijk een onzinverhaal. Het is niet gemakkelijk in te zien - en daarom als parabel mislukt - waarom zeven jaar lang honderd korrels dragend graan een beeld is van de investeerder. Staat honderd voor het aantal zilverstukken dat hij per jaar zal geven? En gaat hij dan na zeven jaar de pijp uit?

woensdag 12 oktober 2011

Ibrahim de poelier

Soera 2:260
260. Toen Ibrahim tegen zijn heer zei: "Hoe geeft u leven aan de doden?", zei hij: "Je gelooft toch wel?" (Toen) zei hij: "Jawel, maar om mijn hart gerust te stellen." (Toen) zei hij: vang vier van de vogels, breng ze naar je toe, plaats dan op elke berg een deel van hen, roep ze dan, en ze zullen je komen opzoeken. En weet dat Allah machtig is, wijs.
Dit verhaaltje, een parabel met een inleiding, begint met de vraag van Ibrahim of Allah hem wil uitleggen hoe hij de doden tot leven wekt. Uit het vervolg blijkt dat Ibrahim dit vraagt omdat hij er niet gerust op is dat Allah dat echt kan. Het bewijs dat Allah vervolgens levert betekent voor Ibrahim een hoop werk, maar dan heeft hij ook wat. Hoewel?

Want wat leert Ibrahim ervan als de door hem over de wijde omgeving verspreide vogels weer naar hem terugkeren als hij ze roept? Dat vogels een meer dan uitstekend gehoor hebben (wat niet zo is)? Of bedoelt de schrijver soms dat een mens die vogels roept net zoiets is als Allah die levend maakt? Als ik echt mijn best doe om hier iets zinnigs in te zien dan zou ik zeggen dat Allah de doden tot leven wekt zoals een mens vogels roept: hoe ver weg ze ook zijn, ze komen naar hem toe. Hoe dichterlijk dit ook is, een uitleg van hoe Allah leven aan doden geeft kan je het niet noemen.

Maar het wordt nog mooier. Volgens de tradities (en sommige vertalers) verdeelt Ibrahim de vogels niet zomaar over de bergen, maar in stukken! Die macabere variatie sluit op het oog wel beter aan op de vraag van Ibrahim, maar naar mijn smaak komt het antwoord op die vraag daarmee niet dichterbij. Want een kippenpoot met oren of een snavel met vleugels - daar kan niemand zich iets bij voorstellen.

De bedoeling van een vergelijking of demonstratie zou moeten zijn om iets duidelijk te maken. Daar is de koranschrijver duidelijk niet in geslaagd.

maandag 10 oktober 2011

Ezra, de langslaper

Soera 2:259
259. Of denk aan de parabel van hem die bij een woonplaats kwam die met de grond gelijk was gemaakt. Hij zei: "Kan Allah hier weer leven geven?" Toen liet Allah hem sterven en maakte hem na honderd jaar weer levend. "Hoe lang ben je hier geweest?", zei hij. Hij antwoordde: "Een dag, of een deel van een dag." "Nee", antwoordde hij, "honderd jaar! Kijk naar je eten en drinken: het is niet bedorven. Kijk naar je ezel. En (om) je als teken voor de mensen (te laten zijn): kijk naar je botten, hoe ze zijn samengevoegd en bedekt zijn met vlees." Toen het hem duidelijk was geworden zei hij: "Ik weet dat Allah macht heeft over alles".
Over wie gaat dit verhaal? Oude islamitische tradities leggen het verband met de Bijbelse figuur Ezra (Arabisch: Oezair), maar die Ezra was een leidende figuur van de Joden die van Babylonië terugkeerden naar Jeruzalem. Voor honderd jaar (schijn)dood zijn had hij geen tijd, en zoiets is dan ook niet beschreven. Ja, in de Koran wel, maar daar staat zijn naam dan weer niet bij.

Wat moeten we met deze parabel? De boodschap is dat een stad kan herleven, al is het na een eeuw. Dat doet dan wel weer denken aan de situatie van de Joden in de tijd van Ezra die (na zeventig jaar, niet pas na honderd) in Jeruzalem terugkeerden en zich moeten hebben afgevraagd of het ooit weer wat zou worden met die stad.

De rest van vers 259 is islamitische opsmuk. Het verhaal is als het ware ingepast in een andere religie, die van Allah. Daarbij is dat andere verband, namelijk met Jeruzalem, verloren gegaan. Deze weglating van belangrijke details en verdraaiing van de rest is algemeen voor de manier waarop Bijbelverhalen in de Koran worden weergegeven. In dit geval is het verschil zelfs zo groot geworden dat je je afvraagt of de schrijver het wel echt over Ezra had. Maar de moslimtradities laten daarover geen twijfel bestaan.

dinsdag 4 oktober 2011

Nimrod?

Soera 2:258

De naam Ibrahim (Abraham) vinden we verspreid door de hele Koran, in deze soera bijvoorbeeld al eerder in vers 124 en verderop in vers 260. In dit vers, 258, treedt Ibrahim op in een twistgesprek met een onbekende die sommigen identificeren als Nimrod, volgens de Bijbel "de eerste machthebber op Aarde", heerser over Babel.
258. Heb je die (man) niet gezien die in discussie ging met Ibrahim over zijn heer, omdat Allah hem tot koning had gemaakt? Ibrahim zei: "Het is mijn heer die leven geeft en doodt". Toen zei hij: "Ík geef leven en maak dood!" Toen zei Ibrahim: Allah laat de zon in het oosten opkomen; laat jij die dan in het westen opkomen! Zo stond hij versteld, die ontkenner, en Allah is geen gids voor de onrechtvaardigen.
De eerste keer dat ik dit las vond ik het nogal onnozel overkomen. Een beetje kinderachtig zelfs. Het leek mij ook onwaarschijnlijk dat de tegenpartij zich zo gemakkelijk in de hoek liet drukken, vooral als die een wereldheerser van het formaat Nimrod was. Abraham had het waarschijnlijk niet naverteld.

Illustratie uit de Machzor van Leipzig,
omstreeks 1300, met een voorstelling
van Nimrod (links) en Abraham
(rechts) die door de hand van God
uit het vuur gered wordt
Dus hoe komt de koranschrijver aan dit verhaal? In de Bijbel komen Abraham en Nimrod elkaar niet tegen. Maar wel in de Talmoed (6e eeuw, toevallig ongeveer dezelfde tijd als het ontstaan van de Koran). Daar eist Nimrod van Abraham dat die hem als een god erkent. Maar verder gaat de overeenkomst niet, want in de Talmoed belandt Abraham in een oven. En dat beeld, een gelovige in de vlammen, dat kan natuurlijk niet. Zelfs al loopt Abraham er volgens de Talmoed even later ongeschonden uit, een thema dat trouwens uit het (veel oudere) boek Daniël komt. Jatwerk in het kwadraat dus.

zondag 2 oktober 2011

Geen dwang - wel de hel

Soera 2:256-257
256. Er is geen dwang in religie: de juistheid ten opzichte van het afgeschafte is duidelijk. Dus wie de afgod afwijst en in Allah gelooft heeft een stevig handvat gegrepen dat niet zal afbreken. En Allah hoort en weet.
Het begin van dit vers, "Er is geen dwang in religie", wordt door vrienden van de islam wel eens gebruikt om te bewijzen dat de Koran voor godsdienstvrijheid is. Maar wat erop volgt zet dat in een ander perspectief. De schrijver bedoelt met "godsdienst" namelijk niet zomaar een godsdienst, maar de islam, de religie waarvan de juistheid volgens hem duidelijk afsteekt tegen de "afgeschafte" religie(s). Door die duidelijkheid is dwang niet nodig...
257. Allah is een bescherming voor hen die geloven. Hij brengt ze uit het duister in het licht. En wat betreft zij die ontkennen: hun beschermers zijn afgoden die ze van het licht in het duister brengen; zij  zullen het vuur bezitten en daar voor eeuwig blijven.
Nou, dat is dan de elfde keer in deze soera dat niet-moslims met hellevuur worden bedreigd. En niet zozeer vanwege bepaalde wandaden, maar zo te zien alleen vanwege het aanhangen van de verkeerde religie, namelijk iets anders dan de islam.

zaterdag 1 oktober 2011

Troon op Aarde

Soera 2:255
255. Allah - behalve hij is er geen god, de levende, de eeuwige. Sluimer zal hem niet overvallen, ook zal hij niet slapen. Wat er ook is in de hemelen en op aarde: wie tussenbeide komt kan dat slechts met zijn toestemming; hij weet wat zij voorhanden hebben en wat achter hen staat; zij omvatten geen enkele kennis, behalve wat hem behaagt. Hij bouwt zijn troon uit over de hemelen en de aarde, en hij zal wat hij gered heeft niet teruggeven, en hij is de hoge, de grote.
Dit tekstfragment is niet eenvoudig te vertalen. Het bevat in het Arabisch verscheidene woorden die nergens anders voorkomen, bijvoorbeeld het woord dat vertaald wordt met "sluimer", dat elders als "jaar" of "jaren" wordt vertaald (hoewel de diakritische tekens daar anders zijn).

Dan de zin "hij zal wat hij gered heeft niet teruggeven". Anderen zeggen: "hij wordt niet moe die beide (hemelen en aarde) te bewaken en te behouden". Het woord dat vertaald is met "moe worden" is uniek, zodat het moeilijk wordt de juiste vertaling af te leiden uit het zinsverband van andere verzen.

We herkennen in dit vers 255 enkele Bijbelpassages, die de vertalers misschien hebben geholpen. Bijvoorbeeld
Psalm 121:2. Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. [3] Hij zal uw voet niet laten wankelen, uw Bewaarder zal niet sluimeren. Zie, de Bewaarder van Israël zal niet sluimeren of slapen.
Psalm 103:19. De HEERE heeft Zijn troon in de hemel gevestigd, Zijn Koninkrijk heerst over alles.
Jesaja 66:1. Zo zegt de HEERE: De hemel is Mijn troon en de aarde de voetbank van Mijn voeten.
Nergens in de Bijbel vinden we de notie dat God zijn troon op Aarde heeft staan. Ook in het Nieuwe Testament is het koninkrijk van God een hemels koninkrijk, niet een aards koninkrijk. Hier slaat de islam een andere weg in: Allah breidt zijn koninkrijk ook uit over de Aarde, en wat hij eenmaal heeft laat hij niet zomaar meer los.

dinsdag 27 september 2011

Ontken de dag

Soera 2:254
254. O jullie die geloven! Besteed van wat we jullie hebben toebedeeld totdat de dag komt waarop er handel noch vriendschap noch bijstand zal zijn. En zij die ontkennen zijn de onrechtplegers.
In de meeste vertalingen staat er zoiets als "de ongelovigen zijn de onrechtplegers". Maar zoiets zou dubbelop zijn. Het woord alkafiroen komt echter van de stam kafir wat niet "ongeloven" of zoiets betekent maar bedekken, loochenen, ontkennen. De 'ontkenners' wordt verweten dat ze (in het geval van dit vers) de komst van de beschreven dag onder het tapijt vegen, en daarmee plegen zij dus onrecht. Dit woord, kafir, vinden we in de Koran op veel plaatsen. De boodschap die ervan uitgaat is dat de 'ontkenners' niet gewoon ongelovig zijn maar wel degelijk weten wat de 'waarheid' is, en deze moedwillig verbergen zodat anderen de juistheid van de islam niet kunnen zien. Zij zijn dus tegenstanders, die niet alleen slecht zijn en door Allah gestraft zullen worden maar het ook verdienen  lijdend voorwerp van menig strijdkreet te zijn. Wie niet vóór de islam is, is er in de ogen van de koranschrijver dus tegen. Het is maar dat u het weet.

Tenslotte nog even over het begin (van vers 254). Helaas wordt niet duidelijk waaraan de gelovigen geacht worden hun geld en goederen te besteden. Misschien aan handel, vriendschap en bijstand? Dat zou nog eens aardig zijn.

zaterdag 24 september 2011

Isa zoon van Mariam

Soera 2:253
253. Van deze apostelen zijn sommigen uitverkoren boven anderen, tegen wie Allah sprak, en sommigen verhoogde hij in rang. En we gaven Isa, zoon van Mariam, bewijzen en ondersteunde hem met de heilige geest. Als Allah het had gewild, hadden hen die na hen kwamen niet geruzied na die bewijzen...
"Isa (Jezus) de zoon van Mariam (Maria)" kwamen we al eerder tegen, namelijk in vers 87. Deze samenstelling zullen we ook nog vinden in Soera 3, 4, 5, 19, 33, 57 en 61. In de Bijbel wordt Jezus maar bij één gelegenheid in een adem met Maria genoemd:
Marcus 6:3. Is Dit niet de timmerman, de Zoon van Maria en de Broer van Jakobus en Joses en van Judas en Simon? En zijn Zijn zusters niet hier bij ons? En zij namen aanstoot aan Hem. [4] En Jezus zei tegen hen:  Een profeet is niet ongeëerd, behalve in zijn vaderstad en bij zijn familie en in zijn huis. [5] En Hij kon daar geen kracht doen, maar Hij legde slechts enkele zieken de handen op en genas hen. [6] En Hij verwonderde Zich over hun ongeloof.
Bij deze ongelovigen sluit de koranschrijver zich schijnbaar aan. Verderop vinden we nog meer aanwijzingen dat de Koran radicaal van de Bijbel verschilt over wie Jezus in essentie was en wat hij deed. In de Koran is Jezus wel een profeet, maar beslist niet meer dan dat.

Ietwat raadselachtig is de bewering van de schrijver dat de volgelingen van Jezus geen onenigheid hadden gehad als Allah dat niet had gewild:
253. (...) Maar zij verschilden van mening: sommigen geloofden, anderen verwierpen. Als Allah het had gewild, hadden ze niet geruzied. Maar Allah doet wat hij wil.
Het lijkt er haast op dat de schrijver niet begrijpt waarom Allah dat geruzie toeliet. Hij werpt de handen als het ware in de lucht: "Ik kan het ook niet helpen jongens, Allah heeft het zo gewild..." Dit beeld van een Allah die kennelijk maar doet waar hij zin in heeft is kenmerkend voor de Koran. Je kan niet van Allah op aan, wat hij doet is onbegrijpelijk. Dit godsbeeld is toch wel wat anders dan dat wat ons in de Bijbel wordt voorgehouden, maar ja, het is al vaker gezegd, de Koran is de Bijbel niet.

zondag 18 september 2011

De boodschap van de overwinnaars

Soera 2:252
252. Dit zijn de tekenen van Allah, die wij aan jou verkondigen, in waarheid, jij bent (onderdeel uitmakend) van de boodschappers.
Dit vers lijkt te betekenen dat de aangesproken toehoorders de verkondigers van de toekomst zijn. Maar wat moeten ze dan gaan verkondigen? In het vorige vers was de overwinning in de (militaire) strijd tegen de "ongelovigen" het teken van Allah. Dus als ik het goed begrijp is dit de boodschap: wie militair overwint heeft Allah aan zijn zijde. Zo bezien zijn er in de begintijd van de islam heel wat goede moslims geweest.

zaterdag 17 september 2011

David in een voetnoot

Soera 2:249-251
249. (...) En toen hij was overgestoken, met de gelovigen, zeiden zij: "Vandaag zijn we niet bij machte het tegen Galoet en zijn soldaten op te nemen." Maar zij die dachten dat ze Allah zouden ontmoeten zeiden: "Hoe vaak heeft een kleiner leger het niet gewonnen van een groter, als Allah het wil? En Allah is met de geduldigen."
Goliath vinden we in het Bijbelboek 1Samuël hoofdstuk 17:
17:4. Toen kwam er een kampvechter tevoorschijn uit het leger van de Filistijnen. Zijn naam was Goliath, uit Gath; zijn lengte was zes el en een span. (...)
17:8. Hij stond daar en riep de gelederen van Israël toe; hij zei tegen hen: Waarom zou u uittrekken om u op te stellen voor de strijd? (...) Kiest u een man uit die naar mij toe komt.
17:9. Als hij met mij vecht en mij kan verslaan, zullen wij u tot slaven zijn, maar als ik hem overwin en hem versla, zult u ons tot slaven zijn en ons dienen.
Het probleem van de Israëlieten is dus een heel andere dan de koranschrijver zegt. Er is geen sprake van een numerieke overmacht, maar wel van een heel vervelende uitdaging.
250. Toen zij oprukten naar Galoet en zijn soldaten, zeiden zij: "Heer, geef ons uithoudingsvermogen, versterk onze voeten en help ons tegen het ongelovige volk!"
251. Zij joegen hen op de vlucht met Allah's toestemming en Dawoed doodde Galoet, en Allah maakte hem koning en gaf hem wijsheid en kennis die hij wilde. En had Allah niet het ene volk verdreven met het andere, dan zou de Aarde bedorven zijn. Allah geeft gunsten aan de mensen.
Wist de Koranschrijver hoe Dawoed (David) Galoet (Goliath) precies had omgelegd? Want in dit verhaal is de actie van David een voetnoot terwijl we uit het Bijbelverhaal weten dat er zonder David helemaal niets van die veldslag terecht gekomen was. Maar de Koranschrijver maalt niet om de details, omdat het hem om iets anders gaat: hij laat in deze tekst zien dat de legers van de moslims met Alla's steun de wereldbevolking moeten uitdunnen, dat is namelijk nodig omdat het anders een troep wordt. De Bijbelverhalen zijn voor hem niet meer dan plaatjes in zijn boek.

zaterdag 10 september 2011

Taloet, Saul of Gideon

Soera 2:249

In vers 246 begon de koranschrijver te vertellen over een zekere Israëlische koning met de naam Taloet. Dit verhaal doet zo sterk denken aan het Bijbelgedeelte 1Samuel 8, dat we wel moeten concluderen dat het hier over Saul, de eerste Israëlische koning, gaat. Maar in het vers dat we nu gaan behandelen lezen we een geschiedenis die bij een heel andere man hoort.
249. Toen Taloet met zijn legers vertrok, zei hij: "Allah zal jullie beproeven met de rivier: wie ervan drinkt gaat niet mee, wie er niet van neemt wel, en ook wie alleen uit de hand drinkt." Maar behalve enkelen dronken ze ervan. (...)
Wie ooit zondagsschool gehad heeft herkent dit verhaal meteen. Het staat in Richteren 7:
7:5. En hij liet het volk afdalen naar het water. Toen zei de HEERE tegen Gideon: Iedereen die het water met zijn tong oplikt zoals een hond likt, die moet u apart zetten, en iedereen die zich op zijn knieën bukt om te drinken eveneens.
7:6. Het aantal van hen die met hun hand het water naar de mond brachten om het op te likken, was driehonderd man. Maar heel de rest van het volk had zich op hun knieën gebukt om water te drinken.
7:7. Toen zei de HEERE tegen Gideon: Door de driehonderd man die gelikt hebben, zal Ik u verlossen (...)
De Koran wijkt hier in de details en in de strekking van de Bijbel af. Het begint al met de onnozele manier waarop de proef in de Koran wordt aangekondigd: Taloet verklapt van tevoren wat het criterium is, zodat het een wonder mag heten dat de meesten toch aan het drinken slaan. In de Bijbel is alleen Gideon op de hoogte; hij maakt onderscheid tussen de verschillende groepen op grond van hun drinkgedrag en besluit pas achteraf welke groep doorgaat. Het waarom van deze bijzondere selectieprocedure wordt in de Koran trouwens niet duidelijk, maar in de Bijbel wel:
7:2. En de HEERE zei tegen Gideon: Het volk dat bij u is, is voor Mij te talrijk om Midian in hun hand te geven. Anders zou Israël zich tegen Mij kunnen beroemen en zeggen: Mijn eigen hand heeft mij verlost!
God neemt het de achterblijvers niet kwalijk, ze waren gewoon niet nodig. Maar in de Koran lijkt het erop dat er met die enthousiaste drinkers iets mis was:
249. (...) En toen hij was overgestoken, met de gelovigen, ...
Waren de achterblijvers dus ongelovigen?

Enfin, aan het eind van dit vers verschijnt een zekere Galoet (Goliath) op het toneel, dus dan zijn we ineens weer terug in de tijd van koning Saul.


Artikelen van andere auteurs:



woensdag 7 september 2011

Ark zonder verbond

Soera 2:248


In het Bijbelboek Exodus wordt voor het eerst gesproken over de Ark van het Verbond, een vergulde kist met daarin de stenen tabletten met de Tien Geboden. Volgens Hebreeën bevond zich daarin ook nog een kruik met manna (zie ook Ex. 16:33) en de staf van Aäron (Num. 17:10). Op het deksel stonden twee gouden figuren, zogenaamde cherubs, die hun vleugels uitspreidden over dat deksel. Over deze Ark van het Verbond doet de Koran ook wat mededelingen, namelijk in verband met het koningschap van Saul.
248. En hun profeet zei tegen hen: "Zeker, het teken van zijn koninkrijk is dat de kist naar jullie zal  komen met daarin rust van jullie Heer, en een overblijfsel van de relikwieën die het huis van Moesa en het huis van Haroen hebben achtergelaten, door de engelen gedragen; hierin is een teken te zien voor hen die geloven.
Met "de kist" wordt ongetwijfeld de Ark van het Verbond uit Exodus bedoeld, een conclusie die Yusufali zelfs direct in zijn vertaling verwerkt. "Hun profeet" is hier nog steeds Samuël; met "zijn koninkrijk" wordt het koninkrijk van Saul bedoeld. "Moesa" en "Haroen" zijn respectievelijk Mozes (Hebreeuws: Mosje) en Aäron (Hebreeuws: Aharon). Tot zover de overeenkomsten.

Nu de verschillen. Volgens de koranschrijver vinden we in de kist "rust" en "een overblijfsel van relikwieën" van (het huis van) Mozes en Aäron. De argeloze lezer kan op grond van dit koranvers onmogelijk vermoeden dat deze kist de bekende "stenen tafelen" met de Tien Geboden bevatten. Als de schrijver dit wel wist, dan wist hij dat in elk geval goed te verbergen. Vreemder nog is het verband dat hij legt met Saul. Tijdens diens koningschap staat de ark namelijk in Kirjath-Jearim en blijft daar ook; pas tijdens de regeringsperiode van zijn opvolger David komt de ark weer naar Jeruzalem, en niet op de manier die de koranschrijver suggereert (zie 2 Sam. 6). Als er al een koning was wiens gezag door de aanwezigheid van de ark werd gesteund, dan was dat wel David en niet Saul.

De vaagheden, vergissingen en verhaspelingen in deze tekst roepen de vraag op hoe veel de koranschijver nu echt wist van de Bijbelse geschiedenissen waar hij op zinspeelt. Het lijkt erop dat hij de klok wel had horen luiden maar niet wist waar de klepel hing, dat hij de verhalen "van horen zeggen" had. En het was niet goed gezegd, of hij had het niet goed gehoord...

zaterdag 3 september 2011

Saul, koning van deserteurs?

Soera 2:246-247

Het volgende tweetal verzen is een interessante variatie op een oud Bijbelgedeelte, namelijk over de aanstelling van Israëls eerste koning, Saul (de koranschrijver weet zijn naam niet goed te schrijven, maar er is geen twijfel wie hier wordt bedoeld).
246. Denk eens aan de kinderen van Israël na Moesa, toen ze tegen een profeet van hen zeiden: "Stel voor ons een koning aan, en we zullen vechten op de weg van Allah!" (...)
We onderbreken dit vers om even een parallel met de Bijbel te trekken. Het verhaal waar de schrijver hier op doelt staat in 1 Samuël 8, en dat begint zo:
4. Toen kwamen alle oudsten van Israël bijeen, en zij kwamen bij Samuel in Rama. [5] Zij zeiden tegen hem: Zie, u bent oud geworden en uw zonen gaan niet in uw wegen. Stel daarom een koning over ons aan om ons leiding te geven, zoals alle volken. (...) [20] (...) hij zal voor ons uitgaan en onze oorlogen voeren.
Samuël is de profeet die de koranschrijver bedoelde (maar waarvan hij kennelijk de naam niet wist). Deze Samuël trad op als rechter maar was geen bestuurder of wetgever, en ook geen generaal. Nu wil het volk een échte leider, een krijgsheer ook. Samuël waarschuwt hen dat ze dat heel veel gaat kosten, maar het volk houdt voet bij stuk. Tot zover loopt de Koran nog min of meer parallel met de Bijbel, maar er is al een andere richting ingeslagen.
246 (...) "Bestaat de mogelijkheid dan niet dat jullie niet zullen vechten als het erop aankomt?" Zij zeiden: "Waarom zouden we niet vechten op de weg van Allah, terwijl we onze huizen met onze kinderen uitgedreven zijn?" Maar toen het op vechten aankwam, weken ze terug, behalve enkelen van hen. En Allah kent de onrechtvaardigen.
Het is niet duidelijk op welke historische gebeurtenis de koranschrijver hier doelt, maar wat in elk geval niet deugt is de manier waarop Samuël hier wordt afgeschilderd. De Koranschrijver wil hem neerzetten als een ijzervreter, een man die het volk alleen een koning wil geven als ze beloven met die man dan ook ten strijde te trekken. Maar in de Bijbel is de trend juist dat Samuël liever had gezien dat het volk geen koning had gewild, dat ze met God als koning zouden leven zodat het helemaal niet nodig zou zijn steeds maar op oorlogspad te gaan. Het laatste zinnetje van vers 246 onderstreept het verschil: Allah vindt mensen die niet willen vechten "onrechtvaardigen", in de Bijbel zul je zoiets nergens lezen.
247. Hun profeet zei tegen hen: "Allah heeft Taloet als Koning over jullie aangewezen." (...)
Zoals gezegd: Taloet = Saul, twee van de drie Engelse vertalers hebben die conclusie zelfs in hun vertaling verwerkt. We slaan in de Bijbel twee hoofdstukken over en lezen dan:
1 Sam. 10:24. Toen zei Samuel tegen heel het volk: Ziet u wie de HEERE uitgekozen heeft? Want zoals hij is er niemand onder het hele volk. Toen juichte het hele volk, en zij zeiden: Leve de koning!
Nou, dat vindt de koranschrijver toch wat al te vrolijk. Het kan immers niet kloppen dat Israël het met God eens is? En dus vinden we in de Koran een radicaal andere lezing:
247. (...) Hoe kan hij koning over ons zijn, terwijl wij geschikter zijn voor dat koningschap, en hij heeft niet eens de gave van welvaart? Hij (Samuël) zei: Allah heeft hem duidelijk boven jullie verkozen, en heeft hem bijzonder veel wijsheid en flinkheid gegeven, en Allah geeft het koninkrijk aan wie hij wil, en Allah zorgt voor alles en weet alles.
De schrijver draait de zaak hier om: het was het volk dat een koning wilde, en God gaf dat volk een koning. Maar een koning met bijzonder veel wijsheid was Saul niet, dat werd later pas gezegd over een andere koning, Salomo.

maandag 29 augustus 2011

Het kwakkelende Fonds van Allah

Soera 2:245
245. Wie zal aan Allah een flink bedrag ter beschikking stellen, zodat hij het in zijn voordeel zal vermenigvuldigen? Allah versmalt en verbreedt, en jullie zullen naar hem terugkeren.
Een orakel is het niet, dit vers, maar erg duidelijk is het ook niet. Mag je nou van Allah verwachten dat hij als fondsbeheerder wil optreden, of niet? We zullen het er maar op houden dat dat niet de bedoeling is, gelet op de afkeer van welvaart die in de Koran zo algemeen is.

Het eerste waar ik aan moest denken is aan het Bijbelverhaal, een parabel, waarin een belangrijk persoon aan drie van zijn ondergeschikten een fors bedrag meegeeft met de bedoeling dat zij daar door handel méér van maken. Aan het eind van het verhaal lukt dat ook, tenminste bij twee van de drie. Maar het bovenstaande koranvers schetst het tegenovergestelde, namelijk dat gelovigen een bedrag aan Allah geven met als bedoeling dat die er wat van maakt. Er volgt een domper: Allah kan er meer van maken, maar ook minder! En uiteindelijk is toch alles van hem.

Waarin de Koran hier van de Bijbel afwijkt is hoe het Opperwezen wordt afgeschilderd. In de Bijbel wordt God gezien als heilig, als licht en als liefdevol. Vooral in het Nieuwe Testament. Jezus is daar een Goddelijk voorbeeld om te volgen. Als Jezus van zijn leerlingen verwacht dat ze elkaar van dienst zijn, dan doet hij dat zelf vóór. Als Jezus het verhaal vertelt van de aanstaande koning - hij doelt daarmee op zichzelf - die aan zijn knechten "talenten" geeft om er winst mee te maken, dan zou hij dat zelf zeker óók doen. Hij is immers hun voorbeeld! Een bijzondere demonstratie daarvan is het verhaal (nu geen parabel maar een geschiedenis) van de maaltijd voor duizenden:
Op een avond zitten er na een lange dag nog duizenden mensen buiten te luisteren naar de spreker, Jezus, maar dan wordt het tijd om naar huis te gaan. Voor het inslaan van eten is het dan te laat. Jezus verwacht dan van zijn leerlingen dat zíj die avond voor het eten zorgen - maar dat kunnen ze natuurlijk niet! Alles wat ze aan eetbaars kunnen vinden leggen ze voor Jezus neer. En Jezus vermeerdert het. De leerlingen gaan met manden rond en aan het eind van de avond heeft iedereen genoeg en is er nog een heleboel over.
Jezus is van het vermeerderen, het verbeteren, het genezen, kortom, van het léven. Maar Allah, vrienden, is duidelijk uit een ander hout gesneden. Volgens de Koran weet je het nooit met die god: hij kan je rijker maken maar ook armer. Hij stuurt zijn gelovigen liever de dood in dan dat hij hen laat vluchten. En wie pech heeft, moet maar zien hoe hij (of vaker: zij) het redt. Als ik moslim was, zou ik mijn geld gauw op een andere God zetten.

vrijdag 26 augustus 2011

Vluchtverbod

Soera 2:243-244

In soera 2:216 e.v. vonden we al een ondubbelzinnige oproep tot vechten, zin of geen zin. In het vers dat volgt staat een variatie: een oproep tot vechten, bang of niet bang.
243. Heb je hen niet gezien die hun huis ontvluchtten, in doodsangst, terwijl ze met duizenden waren? Allah zei tegen hen: Sterf! En toen maakte hij ze weer levend. Zeker, Allah is mensen genadig, maar de meeste mensen zijn niet dankbaar.
244. Vecht dus op de weg van Allah, en weet dat Allah hoort en weet.
Wij fronsen onze wenkbrauwen bij het lezen van het bijzonder sterke verhaal in het midden van vers 243. Het doet vaag denken aan Ezechiël 37:10, maar de strekking van dat verhaal (eigenlijk een visioen) is duidelijk anders. In het koranverhaal zou het om een echte gebeurtenis gaan, en de bedoeling is de gelovigen te motiveren vooral niet voor de vijand te vluchten, deels met een dreigement, deels met een (vage) belofte.

Wat in deze verzen centraal staat is de ondubbelzinnige oproep tot geweld en een oorlogsethos van het type alles-of-niets. Soortgelijke oproepen vonden we naast het hierboven al genoemde vers 216 ook in vers 190. Door dit soort passages - en er volgen er nog meer - kan de islam toch moeilijk een religie van vrede worden genoemd.

donderdag 25 augustus 2011

Weduwenpensioen en alimentatie

Soera 2:240-242

In vers 232 en 234 begon de koranschrijver over verstoten vrouwen en over weduwen. Na een onderbreking van twee verzen komt hij op die onderwerpen terug. De structuur van vers 240 lijkt veel op die van vers 234.
240. Wie sterft en vrouwen achterlaat moet zorgen voor een jaar lang onderhoud zonder haar uit (huis) te sturen, maar als zij weggaat treft jullie geen blaam voor wat zij dan op eigen gelegenheid doet, mits wettig. Allah is machtig en wijs.
Nou, allereerst is Allah kennelijk niet bij machte voor de vrouw te zorgen, in financieel of moreel opzicht, dus die laatste zin had de schrijver hier wel achterwege kunnen laten. Maar er is iets gekkers aan de hand met dit vers. "Wie sterft...", zo begint het, maar hoeveel mannen voelen hun levenseinde zo ver van tevoren naderen dat ze nog prachtige financiële regelingen voor hun aanstaande weduwen kunnen treffen? Aan het opbouwen van een pensioen moet je toch veel eerder beginnen? Het zou dus verstandiger zijn geweest als de schrijver was begonnen met: "Wie trouwt en een inkomen heeft, laat hij daarvan sparen voor..." Dan is er tenminste nog een redelijke kans dat er bij overlijden genoeg is om de vrouw(en) een jaar lang voldoende inkomen te geven. Maar zoals de schrijver het nu voorstelt, en wat volgens Allah "wijs" is, is de kans groot dat het weduwenpensioen droog brood of minder betekent.

In de Bijbel, zowel in het Oude als het Nieuwe deel, worden de gelovigen ertoe opgeroepen voor de weduwen in hun midden te zorgen. Zulke collectieve voorzieningen werken tenminste. Maar volgens de Koran moeten weduwen het na een jaartje zelf uitzoeken, of eerder al, namelijk als de man plotseling komt te overlijden en/of als hij niets voor haar heeft geregeld. Dat de moslims in haar omgeving volgens de Koran "geen schuld" hebben als ze de weduwen na dat jaar aan haar lot overlaten is dan wel heel minimaal, om niet te zeggen onbeschaamd. Moslimmannen komen er makkelijk vanaf. Dat er niet gedreigd wordt met hel en verdoemenis als mannen nalaten voor hun vrouwen een pensioen te regelen is in dit verband ook opvallend - meestal is de Koran niet zo vrijblijvend.

We hebben nu gezien hoe "goed" er volgens de Koran voor weduwen moet worden gezorgd, hoe zou er moeten worden omgegaan met vrouwen die door hun nog levende mannen het huis uit worden gebonjourd? Dat lezen we in het volgende vers:
241. En voor gescheiden vrouwen een redelijke voorziening, een plicht voor de oppassenden.
Twee dingen. Er is hier sprake van een plicht zonder sanctie. We weten allemaal wat er gebeurt als je iets moet doen maar er geen straf op staat als je het nalaat. In dit geval is het nog sterker: als de man deze plicht verzaakt houdt hij een hoop geld over. En op de tweede plaats: niets lezen we hier over een onafhankelijke instantie die vaststelt wat "redelijk" is, noch komt er een rechter aan te pas die het betalen van alimentatie kan afdwingen. Wat deze halfzachte regel in de praktijk betekent, laat zich raden.
242. Zo maakt Allah jullie zijn openbaringen duidelijk, zodat jullie zullen begrijpen.
Inderdaad: voor wie nog dacht dat Allah zich bekommert om vrouwen die (tegen hun wil) alleen komen te staan, is dit een ware openbaring.

zaterdag 20 augustus 2011

Gebed op de klok of te paard

Soera 2:238-239

Eén van de opmerkelijke kenmerken van de islam is het verplicht bidden op vaste tijdstippen. Dat komt uiteraard niet uit de lucht vallen maar valt terug te voeren op de Koran, bijvoorbeeld op het volgende vers.
238. Let op (het doen van) je gebeden, en (met name) op het middelste gebed, en sta (op) in eerbied voor Allah.
Nou, daarmee is dus verklaard dat het aantal gebeden op een dag oneven moet zijn, anders heb je immers geen middelste gebed. In de islam is dat aantal vijf. Maar er is wel iets geks met het laatste deel van dit vers. Hier lijkt het er namelijk op dat het gebed staand moet worden gedaan, wat duidelijk in strijd is met de islamitische gewoonten op dit punt. Maar goed, we gaan verder.
239. Als je op de vlucht bent, (bid) dan terwijl je loopt of paardrijdt, en als je in veiligheid bent, denk dan aan Allah, aan wat hij je heeft onderwezen wat je niet wist.
Die uitdrukking "wat je niet wist" wijst erop dat de islamitische praktijk wat het gebed betreft afwijkt van christelijke en joodse gewoonten in Arabië. Nu weten we specifiek van die gewoonten niet al te veel, maar de manier waarop moslims plegen te bidden is inderdaad afwijkend, dus daar heeft de koranschrijver wel gelijk in.

Een ander interessant punt is het begin van dit vers. Hierin is duidelijk de militaire achtergrond van de Koran, of tenminste van soera 2 te zien. Er zijn dus speciale voorschriften voor wegrennende mannen. Een schietgebedje voor als je uitgeschoten bent, zullen we maar zeggen...

donderdag 18 augustus 2011

Rechtsomkeerd voor het bed

Soera 2:236-237

De verzen 236 en 237 die we zo dadelijk gaan lezen betreffen een gebruik dat in het Engels dower heet, een gift van de bruidegom aan de bruid, dus niet een bruidsschat. In het Germaanse gebied tijdens het Romeinse Rijk bestond er ook zoiets, daar had het het karakter van een weduwenpensioenregeling. De Koran maakt niet duidelijk wat de bruid met die schat moet. Maar de regels die in werking treden als het huwelijk op het laatste moment niet doorgaat, zijn wel interessant.
236. Je bent niet schuldig als je van vrouwen scheidt voordat je omgang met haar hebt of een aandeel aan haar hebt toegekend. Tref voor haar een regeling, de rijke zoals past bij zijn vermogen, en die met smalle beurs zoals past bij zijn vermogen. Een redelijk bedrag mag worden verwacht van iemand die het goede wil doen.
 237. En als jullie van haar scheidt voordat je omgang met haar hebt maar nadat je een aandeel aan haar hebt toegekend, dan de helft, tenzij zij er vanaf ziet of hij die de huwelijksband in handen heeft. Het is rechtvaardiger om er vanaf te zien. En vergeet ook niet om goed voor elkaar te zijn. Allah ziet wat jullie doen.
Het laatste deel van vers 237 vind ik wel koddig. Want de koranschrijver grijpt allerlei mogelijkheden aan om er maar voor te zorgen dat de bruidegom onder zijn verplichtingen uit kan komen. Dit hele artikel is eigenlijk boterzacht, want waar het op neerkomt is dat de bruid er bijna toe wordt gedwongen niet over die schat te zeuren, zelfs al is de afspraak al gemaakt.

Je vraag je af: als het de koranschrijver erom te doen is de regeling ongedaan te maken als de bruidegom zich nog voor de huwelijksnacht bedenkt, waarom zegt hij dan niet meteen dat de regeling pas ingaat na de eerste daad? Dat zou namelijk volmaakt passen bij de Germaanse gewoonte die in het Romeinse Rijk al eeuwen bekend was.

maandag 15 augustus 2011

Aanzoek

Soera 2:235
235. Er treft jullie geen blaam als je een huwelijksaanzoek uitspreekt of voor je houdt. Allah weet dat je het zult onthouden. (...)
Hier wordt gesuggereerd - maar ik kan het verkeerd begrijpen - dat het toch al iets betekent als je alleen in gedachten iemand ten huwelijk vraagt. Een soort geheime reservering, zeg maar. Uit het voorafgaande en uit het vervolg zou je echter kunnen opmaken dat het hier gaat om vrouwen die net weduwe zijn geworden en de eerste vier maanden (en tien dagen) nog niet opnieuw mogen trouwen. De kapers op de kust zullen hun kanonnen dan dus nog even moeten laten zwijgen.
235. (...) Maar beloof ze geen trouw in het geheim behalve op wettige wijze. (...)
Dit is voor tweeërlei uitleg vatbaar, maar we zullen maar aannemen dat de schrijver niet heeft bedoeld dat in het geheim trouwen wel is toegestaan als je maar de juiste formules uitspreekt. Bedoeld moet dus wel zijn dat het niet is toegestaan in het geheim te trouwen. Ook hier kan het weer gaan om de 'verse' weduwe, waar een moslimman niet alvast stiekem mee mag trouwen als de termijn van vier-maanden-en-tien-dagen nog niet verstreken is.
235. (...) En maak het huwelijk niet concreet totdat het schriftelijke is gerealiseerd. Weet dat Allah weet wat jullie in gedachten hebben, pas dus voor hem op en weet dat Allah vergevingsgezind en verdraagzaam is.
"Totdat het schriftelijke is gerealiseerd" betekent volgens sommige vertalers "totdat de (eerder genoemde) termijn verstreken is", andere houden zich op de vlakte. Het zou namelijk ook kunnen - en dat lijkt mij ook iets logischer - dat hier eenvoudig staat dat de man pas met de nieuwe bruid onder de wol mag als de huwelijksakte getekend is.

Het slot van dit vers is nog wat moeilijker te verklaren. Waarom moet de moslimman gemaand worden voor Allah op te passen als hij alleen iets in gedachten heeft? Maar vervolgens ondermijnt de schrijver die waarschuwing ook weer, want Allah is immers vergevingsgezind en verdraagzaam. Het zou fijn zijn als de schrijver wat duidelijker was in wat hij bedoelde.

vrijdag 12 augustus 2011

Weduwen

Soera 2:234
234. Als iemand van jullie sterft en weduwen achterlaat, dan moeten zij vier maanden en tien dagen wachten. Als zij hun termijn hebben volgemaakt, staan jullie niet schuldig als zij hun eigen gang gaan (mits op een wettige manier). Allah weet wat jullie doen.
We hadden al gezien dat vrouwen na een scheiding drie maanden moeten wachten voor ze opnieuw trouwen en dat de man haar in die periode onder bepaalde voorwaarden terug mag nemen, dat vrouwen pas na twee jaar zogen de baby de fles mogen gaan geven tenzij de man daar anders over denkt en nu blijkt een weduwe zelfs na het overlijden van haar man niet vrij te zijn, of tenminste niet meteen. Sterker nog: het is niet de vrouw aan wie de regels worden opgelegd, het zijn anderen die verantwoordelijk worden gesteld voor haar doen en laten en daar pas na ruim vier maanden van worden ontslagen. De vrouw is, kortom, gedurende de maanden na het overlijden van haar man een onmondig wezen dat er qua rechtspositie hetzelfde voor staat als een minderjarig kind. En ook daarna, hoewel deze tekst daarover niet glashelder is, lijkt het dat het eerzame gedrag van die vrouw de verantwoordelijkheid van anderen is. We moeten wel aannemen dat die anderen mede-dorpelingen of familieleden zijn. Met een beetje doorredeneren kun je tot de conclusie komen dat dit een basis is voor het op het eerste gezicht ondoorgrondelijke verschijnsel dat eerwraak heet.


dinsdag 9 augustus 2011

Melk op de bon

Soera 2:233
233. Moeders moeten hun kinderen twee volle jaren zogen, als hij (de vader) die termijn vol wil maken. (...)
Je zou bijna denken dat dit een schrijffout is, maar het staat er toch echt: de man bepaalt hoe lang de vrouw de baby aan de borst heeft. Maar goed, er staat ook wat tegenover:
233. (...) Maar de vader moet voor onderhoud en kleding zorgen, zoals het behoort. (...)
Dat is op zich dan wel weer netjes, maar ik vraag me twee dingen af. Kan de zogende vrouw in deze periode niet voor zichzelf zorgen? En als de twee jaar voorbij zijn, hoeft de vader dan ineens niet meer voor de moeder te zorgen? Zo veel verandert er dan toch niet?
233. (...) Niemand moet een last te dragen krijgen die het vermogen te boven gaat. Geen vrouw mag vanwege haar kind benadeeld worden, noch een man vanwege zijn kind. Iets dergelijks geldt voor de erfgenaam. (...)
U moet me maar niet kwalijk nemen dat ik dit niet helemaal snap. Vooral niet wat met 'de erfgenaam' wordt bedoeld. Wel is duidelijk dat hier een soort gelijkheidsbeginsel wordt neergezet, maar het probleem daarvan is dat de rechten en plichten ongelijk zijn verdeeld. Dat is vergelijkbaar met de (denkbeeldige) situatie dat er in een tweemansbedrijf één tekenbevoegd is maar bij faillissement beiden voor de helft aansprakelijk zijn. Die laatste gelijkheid is dan natuurlijk niet eerlijk.
233. (...) Als zij beiden besluiten (het kind) te spenen, met wederzijdse instemming en na overleg, dan treft hun geen schuld. (...)
Deze zin lijkt in strijd met wat er eerder in dit vers staat, namelijk dat de man bepaalt wanneer het zogen klaar is. Nu moeten de vader en de moeder het samen eens worden.
233. (...) Als jullie besluiten een pleegmoeder (voedster) te zoeken voor je nakomelingen, dan treft je geen schuld, mits je betaalt wat je in redelijkheid overeengekomen bent. Maar vrees Allah en bedenk dat hij alles ziet wat je doet.
Deze laatste regeling is niet onverstandig, voor het geval de moeder de 'nakomelingen' niet zelf kan voeden. Het eind van het vers is helaas wat negatief. Kennelijk houdt de schrijver er rekening mee dat de man de voedster onderbetaalt als Allah even niet oplet.

zaterdag 6 augustus 2011

Scheiding-jojo (2)

Soera 2:231-232

In het hieraan voorafgaande deel hebben we al gezien hoe scheiding en hereniging volgens de Koran geregeld moet worden. Nog twee verzen gaan hierop door, beiden beginnen met "Wanneer je van (je) vrouwen scheidt...", alsof het een normale transactie is waarbij de mannen (want die worden aangesproken, vrouwen niet) alleen nog op een paar technische details moeten letten.
231. Wanneer je van (je) vrouwen scheidt, en zij hebben haar termijn volgemaakt, neem haar dan in redelijkheid terug of laat haar in redelijkheid gaan. Neem haar niet terug om haar te verwonden, om misbruik te maken; wie dat doet benadeelt zijn eigen ziel. (...)
(De uitdrukking "om misbruik te maken" is een compromis tussen de verschillende Engelse vertalingen die in betekenis variëren van "uitbuiting" tot "overtreding"). Gelet op waar de koran nogal gauw mee dreigt (met hel en verdoemenis namelijk) is de waarschuwing bij vrouwenmishandeling betrekkelijk mild, of tenminste nogal vaag.

Vers 231 gaat nu verder met iets dat op een intermezzo lijkt, een algemenere instructie die niet duidelijk samenhangt met het voorafgaande:
231. (...) Maak Allah's openbaringen niet belachelijk, en denk aan de gunsten die Allah je heeft verleend en aan wat hij je van de Geschriften en de Wijsheid heeft duidelijk gemaakt om je daarmee te onderwijzen. Doe wat je aan Allah verplicht bent en weet dat Allah van alles op de hoogte is.
"Dit is geen grap": die kennen we ook van Internetadvertenties die iets onwaarschijnlijks proberen te verkopen. In dat geval is er inderdaad geen sprake van een grap, maar van bedrog. Zo ook hier. De instructies in de Koran zijn dan wel geen grappen, maar dat betekent nog niet dat we ze serieus moeten nemen. Het is ons namelijk wel duidelijk dat wat de Koran aan Geschriften (dwz. de Bijbel) overlevert op zijn zachtst gezegd nogal krakkemikkig is, en of er veel wijsheid uit spreekt valt te betwijfelen. Ofwel "Allah" is niet van alles op de hoogte, ofwel de schrijver was niet goed voorgelicht.

Het volgende vers begint op dezelfde manier als 231:
232. Wanneer je van (je) vrouwen scheidt, en zij hebben haar termijn volgemaakt, hou dan niet tegen dat zij opnieuw met haar (eerdere) echtgenoot trouwt, als zij het in redelijkheid eens worden.  Deze instructie is voor jullie allen die geloven in Allah en de Laatste Dag. Dit is de hoogste deugd en zuiverheid; Allah weet het en jullie niet.
Interessant. In de Tenach, om precies te zijn in Deuteronomium 24 vers 4, is het mannen uitdrukkelijk niet toegestaan hun vrouw terug te nemen als zij eenmaal met een ander is getrouwd; daar heet het "een gruwel". Ik weet het zeker: de Allah van de Koran is niet dezelfde als de God van de Tenach.