zondag 29 januari 2012

Geen!

Soera 3:18
18. Allah getuigt dat er geen god is behalve hij, en (dat zeggen ook) de engelen en zij die wijsheid bezitten, staand in recht; er is geen god behalve hij, machtig, wijs.
Dit vers begint en eindigt met precies dezelfde formule, die in de islam zó belangrijk is: "er is geen god behalve Allah". Je zou denken dat we een soortgelijke uitdrukking dan ook wel vaak in de Bijbel zouden vinden, maar dat is niet zo. Pas in het vijfde boek van de Tenach (Deut. 32:39) lezen we iets dat hierop lijkt. De formulering in de Koran is namelijk nogal negatief: "er is geen...", en dat richt de aandacht meer op wat er naast Allah niet is dan op wie of wat Allah wel is.

In de Bijbel lezen we verzen zoals dit:
Gen. 26:24. (...) Ik ben de God van Abraham, uw vader. Wees niet bevreesd, want Ik ben met u; Ik zal u zegenen...
En dit vers, dat centraal staat in de Joodse geloofsbeleving:
4. Luister, Israël! De HEERE, onze God, de HEERE is één!
5. Daarom zult u de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht.
Twee concepten vinden we hier, die de Koran mist:
1) Jahweh is de God van Israël, een volk waarmee Hij zich persoonlijk verbindt; en
2) God moet worden liefgehad. Het vers uit Genesis 26 laat zien waarom: Hij is bij zijn volk, en wil dat het hen goed gaat.

zondag 15 januari 2012

Blinde haat

Soera 2:17-20
17. Zij lijken op die (man) die vuur maakte; toen het rondom licht gaf, nam Allah het licht weg en liet ze in duisternis zodat ze niets (meer) zagen.
18. Doof, stom, blind; zodat ze niet terugkeren.
Niet terugkeren naar wat? En wat heeft dom (en, nog gekker, stom) te maken met de afwezigheid van licht? Of is dit gewoon een partijtje ordinair schelden op niet-islamitische gelovigen?

De schrijver zet Allah er in vers 17 trouwens wel zwart op. Want deze god brengt bij de niet-moslims geen licht, maar juist duisternis. Dat lijkt me niet zo geschikt voor gebruik in een reclameboodschap. Maar de Koran is natuurlijk ook geen reclame, het is een preek voor eigen parochie. Daarin past de volgende onbeholpen parabel ook nog wel:
19. Of zoals regen uit de hemel; daar is diepe duisternis en onweer; ze stoppen de vingers in hun oren vanwege de donder, uit angst voor de dood; en Allah omsingelt de ontkenners.
20. De bliksem verblindt hen bijna; zolang deze schijnt wandelen ze daarin, als het donkerder wordt staan ze stil; en als het Allah had behaagd dan had hij zeker hun gehoor en zicht weggenomen. Zeker, Allah is tot alles in staat.
tast-gebarentaal, de enige vorm van
communicatie voor doofblinden
Vers 19 en het begin van vers 20 is kennelijk bedoeld om de tegenstanders belachelijk te maken, hoewel de schrijver naar mijn smaak vooral zichzelf te kijk zet.

Maar de tweede helft van vers 20 is pas echt ongerijmd. Waarom maakt Allah de tegenstanders van de islam niet doof en blind? Omdat hij daar geen behagen in heeft? Is Allah dan te lui om te doen wat nodig is, of is het gewoon niet nodig en heeft Allah er daarom geen behagen in? Maar als het niet nodig is, waarom denkt de schrijver dan dat Allah het wel zou doen als hij er toevallig zin in had? Begrijpt u het nog?

Het lijkt er meer op dat de schrijver hier zijn eigen wens voorlegt. Wat hem betreft worden zijn tegenstanders allemaal doof en blind. Allah moet dat ook wel zo zien, jammer alleen dat die er (nog) geen behagen in heeft de daad bij de gedachte te voegen.

Wat hebben die andersgelovigen de schrijver misdaan, behalve het met hem oneens zijn? Waar komt toch die haat vandaan?

zaterdag 7 januari 2012

Straf voor de niet-moslims

Soera 2:11-16
11. En als tegen hen gezegd wordt: "Sticht geen onheil op aarde", dan zeggen zij: "Maar wij doen het juist goed!"
12. Maar nee, zij zijn zeker onheilstichters, al voelen ze dat niet zo.
De mensen die hier door de koranschrijver worden aangevallen zijn er kennelijk zelf van overtuigd dat ze het goede doen. Maar de schrijver heeft andere normen, en volgens die normen doen ze het verkeerd, want:
13. En als tegen hen gezegd wordt: "Geloof zoals de (andere) mensen geloven", ...
Het concrete verwijt aan 'hen' is dat ze een ander geloof aanhangen. Als dit het enige feit is dat de schrijver als bewijs voor hun foutheid gaat aandragen - en dat is zo - dan is het fout-geloven in de ogen van de koranschijver dus al criminaliteit. Hoe de niet-moslims uit de tijd van de schrijver trouwens over dat geloof dachten, weten we dankzij het volgende vers:
13. (...) dan zeggen zij: "Zullen wij geloven zoals een dwaas gelooft?" Maar nee, zij zijn zelf dwaas, al weten ze dat niet.
De fout-gelovigen vonden de islam een geloof van dwazen. Zonder daar inhoudelijk op in te gaan, slaat de schrijver meteen hard terug: die fout-gelovigen zijn zelf dwazen, en ze zijn nog stom ook omdat ze dat zelf niet zien.

Dit is wel een mooi moment om een parallel met de Bijbel te trekken, het Boek waaruit de Koran het nodige heeft 'overgenomen'. Want bijvoorbeeld de apostel Paulus is veel toleranter:
I Cor 1:23. Wij echter prediken Christus, de Gekruisigde, voor de Joden een struikelblok en voor de Grieken een dwaasheid.
In het Nieuwe Testament zijn nog meer voorbeelden te vinden waarin de schrijvers toegeven dat het evangelie door sommigen voor dwaasheid versleten wordt. De reactie is steeds: "Nou en?" De menselijke 'wijsheid' is ook niet alles (denk maar aan het veelgodendom van die Grieken). De Koranschrijver daarentegen gaat meteen schelden, en gaat zelfs over op kwaadsprekerij:
14.  En als ze bij de gelovigen zijn, zeggen ze: "Wij geloven"; maar als ze alleen zijn met hun satans, dan zeggen ze: "Echt, we horen bij jullie, het was maar een grap."
Nu zijn de andersgelovigen ook nog achterbaks en bezeten door demonen. De onderste sport van de ladder is daarmee wel bereikt, dus gaat de schrijver nu verder met de aankondiging van straf:
15. Allah zal een grap met hén uithalen, en hen laten dwalen in hun ongehoorzaamheid.
Het woord "grap" is de vertaling van hetzelfde begrip als aan het eind van vers 14. Allah houdt de niet-moslims dus voor de mal, precies zoals die niet-moslims zogenaamd moslims voor de mal houden. Een vreemde figuur is dat: kennelijk geeft het moreel verwerpelijke gedrag van de niet-moslims Allah het recht hetzelfde gedrag te vertonen. Of misschien had hij dat recht al, want volgens de Koran doet Allah waar hij zin in heeft en is hij aan geen enkele regel gebonden. In het volgende vers lezen we van nog meer straf:
16. Dit zijn zij die misleiding hebben gekocht in plaats van leiding; hun handel zal hun geen winst brengen, zij worden ook niet (op het juiste pad) geleid.
Nu wordt het interessant. De Koran lijkt hier te beweren - en de Koran is volgens moslims de waarheid - dat niet-moslims met hun handel geen winst maken. Wij weten, uit statistieken, dat de werkelijkheid eerder andersom is, iets dat moslims ongetwijfeld ook al vroeg hebben ervaren. Om de werkelijkheid meer in overeenstemming te brengen met de Koran hebben moslims daarom vanaf het begin niet-moslims verjaagd, onteigend en afgeperst (denk aan de speciale Jizya-belasting voor niet-moslims). Want met niet-moslims behoort het slecht te gaan.