zaterdag 7 januari 2012

Straf voor de niet-moslims

Soera 2:11-16
11. En als tegen hen gezegd wordt: "Sticht geen onheil op aarde", dan zeggen zij: "Maar wij doen het juist goed!"
12. Maar nee, zij zijn zeker onheilstichters, al voelen ze dat niet zo.
De mensen die hier door de koranschrijver worden aangevallen zijn er kennelijk zelf van overtuigd dat ze het goede doen. Maar de schrijver heeft andere normen, en volgens die normen doen ze het verkeerd, want:
13. En als tegen hen gezegd wordt: "Geloof zoals de (andere) mensen geloven", ...
Het concrete verwijt aan 'hen' is dat ze een ander geloof aanhangen. Als dit het enige feit is dat de schrijver als bewijs voor hun foutheid gaat aandragen - en dat is zo - dan is het fout-geloven in de ogen van de koranschijver dus al criminaliteit. Hoe de niet-moslims uit de tijd van de schrijver trouwens over dat geloof dachten, weten we dankzij het volgende vers:
13. (...) dan zeggen zij: "Zullen wij geloven zoals een dwaas gelooft?" Maar nee, zij zijn zelf dwaas, al weten ze dat niet.
De fout-gelovigen vonden de islam een geloof van dwazen. Zonder daar inhoudelijk op in te gaan, slaat de schrijver meteen hard terug: die fout-gelovigen zijn zelf dwazen, en ze zijn nog stom ook omdat ze dat zelf niet zien.

Dit is wel een mooi moment om een parallel met de Bijbel te trekken, het Boek waaruit de Koran het nodige heeft 'overgenomen'. Want bijvoorbeeld de apostel Paulus is veel toleranter:
I Cor 1:23. Wij echter prediken Christus, de Gekruisigde, voor de Joden een struikelblok en voor de Grieken een dwaasheid.
In het Nieuwe Testament zijn nog meer voorbeelden te vinden waarin de schrijvers toegeven dat het evangelie door sommigen voor dwaasheid versleten wordt. De reactie is steeds: "Nou en?" De menselijke 'wijsheid' is ook niet alles (denk maar aan het veelgodendom van die Grieken). De Koranschrijver daarentegen gaat meteen schelden, en gaat zelfs over op kwaadsprekerij:
14.  En als ze bij de gelovigen zijn, zeggen ze: "Wij geloven"; maar als ze alleen zijn met hun satans, dan zeggen ze: "Echt, we horen bij jullie, het was maar een grap."
Nu zijn de andersgelovigen ook nog achterbaks en bezeten door demonen. De onderste sport van de ladder is daarmee wel bereikt, dus gaat de schrijver nu verder met de aankondiging van straf:
15. Allah zal een grap met hén uithalen, en hen laten dwalen in hun ongehoorzaamheid.
Het woord "grap" is de vertaling van hetzelfde begrip als aan het eind van vers 14. Allah houdt de niet-moslims dus voor de mal, precies zoals die niet-moslims zogenaamd moslims voor de mal houden. Een vreemde figuur is dat: kennelijk geeft het moreel verwerpelijke gedrag van de niet-moslims Allah het recht hetzelfde gedrag te vertonen. Of misschien had hij dat recht al, want volgens de Koran doet Allah waar hij zin in heeft en is hij aan geen enkele regel gebonden. In het volgende vers lezen we van nog meer straf:
16. Dit zijn zij die misleiding hebben gekocht in plaats van leiding; hun handel zal hun geen winst brengen, zij worden ook niet (op het juiste pad) geleid.
Nu wordt het interessant. De Koran lijkt hier te beweren - en de Koran is volgens moslims de waarheid - dat niet-moslims met hun handel geen winst maken. Wij weten, uit statistieken, dat de werkelijkheid eerder andersom is, iets dat moslims ongetwijfeld ook al vroeg hebben ervaren. Om de werkelijkheid meer in overeenstemming te brengen met de Koran hebben moslims daarom vanaf het begin niet-moslims verjaagd, onteigend en afgeperst (denk aan de speciale Jizya-belasting voor niet-moslims). Want met niet-moslims behoort het slecht te gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Op- of aanmerkingen? Plaats ze hier...