donderdag 24 februari 2011

Welk Boek?

Soera 2:89-90

Eén van de grote problemen die we met de Koran hebben is de vaagheid. Het boek verwijst naar van alles, maar geeft onvoldoende aanwijzingen om te kunnen besluiten waarnaar het precies verwijst. Neem nou het volgende vers (eigen Nederlandse vertaling van de Engelse van Yusufali):
89. En als zij een Boek van Allah ontvangen dat bevestigt wat ze al hebben - hoewel ze gewoon waren te bidden voor overwinning op de mensen zonder Geloof - als ze ontvangen wat zij (hadden moeten) herkennen, dan weigeren ze erin te geloven, maar de vloek van Allah treft de mensen zonder Geloof.
Fragment van een Aramees Nieuw
Testament (Peshitta), 6e of 7e eeuw
De plaatsing van de tussenzin maakt dit vers moeilijk leesbaar, maar dat is het grootste probleem niet. De hamvraag is namelijk over welk Boek van Allah het hier gaat. Uit het voorgaande blijkt dat 'zij' de Joden zijn, zodat met 'een Boek' zowel (een deel van) de Koran als het Nieuwe Testament kan zijn bedoeld. Misschien was er zelfs nog wel een heel ander boek, wie zal het zeggen? Hoe dan ook, het niet-geloven aan dat boek is volgens de schrijver de vloek van Allah waard, want zulke lieden hebben geen Geloof. De merkwaardige consequentie van deze redenering is dat wie vóór het verschijnen van de Koran nog een gelovige kon zijn, ná de verschijning van dat boek ineens een ongelovige gaat heten als hij dat afwijst. Voor zowel Joden als christenen is dat een absurd standpunt, omdat de Koran de Bijbel tegenspreekt: zo was Jezus volgens de Koran hooguit een bijzondere profeet, wat regelrecht in strijd is met de essentie van het christendom.

Voor wie het nog niet helemaal begrepen heeft gaat de schrijver nog even door:
90. Armzalig is de prijs waarvoor zij hun ziel hebben verkocht, vanwege de ontkenning van wat  Allah heeft neergezonden (de openbaring), in onbeschaamde jaloezie, dat Allah van zijn Genade zou geven aan dienaren die hem behagen: zodoende hebben zij gramschap op gramschap over zichzelf afgeroepen. En vernederend is de straf voor hen die het Geloof verwerpen.
Niet alleen de goederen, ook de vrouw-
en van de overwonnen (Joodse) stam-
men werden door de vroegste moslims
als buit beschouwd
Eén ding is hier in elk geval duidelijk: de ongelovigen verdienen volgens de schrijver straf, een vernederende straf zelfs. Dit element, de vernedering, is een terugkerend thema in de Koran. De achtergrond daarvan is gemakkelijk te raden: de tijdgenoten van de eerste moslims moeten wel op hen hebben neergekeken omdat ze er theologisch gezien zo'n potje van maakten. Dat zal hen, Mohammed voorop, niet lekker hebben gezeten. Als reactie daarop moeten nu die verdraaide Joden het ontgelden, nu moeten zij maar eens vernederd worden. Dat de Joden de moslims hun welvaart misgunden is trouwens best logisch: volgens de (islamitische!) tradities kwamen de eerste moslims aan de kost door diefstal, roof en afpersing, voor een deel ten koste van Joodse stammen.

zondag 20 februari 2011

Profeten

Soera 2:87b-88

Een typisch trekje van de Koranschrijver is dat hij niet zozeer zijn publiek oproept zich goed te gedragen, maar over hun hoofden tekeer gaat tegen anderen, meestal Joden. In soera De Koe begint zo'n tirade bij het tweede deel van vers 87:
(87) ... Wat?! Steeds wanneer er een boodschapper naar jullie kwam met een boodschap die jullie niet wensten, werden jullie brutaal. Dus noemden jullie sommigen leugenaars en sloegen jullie anderen dood.
88. Ze zeggen: "Onze harten zijn omhuld" Nee - Allah heeft hen vervloekt vanwege het ontkennen; ze geloven maar weinig.
Vers 87 is gericht tegen de mensen (Joden) die hadden moeten luisteren naar de serie 'boodschappers' na Mozes. Er volgen maar liefst vier beschuldigingen: 1) dat de Joden de boodschap niet wilden horen, 2) dat ze arrogant waren, 3) dat ze sommigen voor bedriegers uitmaakten en 4) dat ze andere profeten vermoordden.

Veel recht van spreken had de Koranschrijver niet: Mohammed en zijn vrienden luisterden alleen naar Mohammed, niet naar de woorden van Mozes en al helemaal niet naar die van Jezus.

zaterdag 19 februari 2011

Mozes en Maria

Soera 2:87a

De Koran is een bijzonder boek, in de zin dat het al lang bekende zaken op een unieke manier belicht. We zijn inmiddels beland bij vers 87:
87. We gaven Moesa het boek en lieten boodschappers op hem volgen; We gaven Isa de zoon van Mariam bewijzen en ondersteunden hem met de heilige geest ...
Gelukkig is er van alles aan de hand met dit (halve) vers, dat houdt ons tenminste even bezig. Om te beginnen: welk Boek kreeg Mozes eigenlijk, en van wie? Volgens de Bijbel (die moeten we wel lezen, want de Koran helpt ons hier niet) kreeg Mozes twee stenen platen met de Tien Geboden erop. Dat is niet echt een boek. Aan de andere kant: het verzamelde werk dat aan Mozes wordt toegeschreven is niet één boek, maar vijf: de boeken Genesis t/m Deuteronomium. Samen heten die wel de Tora, maar dat kun je weer niet met 'Boek' vertalen.

Fragment van Jesaja, een
van de "Dode Zee-rollen"
Verder: "(we) lieten boodschappers op hem volgen;..." Het woord "boodschapper" (rasoel in het Arabisch), wordt in de Koran gebruikt voor wat in de Bijbel een profeet (Hebreeuws: nabie) heet. Goed, volgens de Koranschrijver is er op Mozes dus een serie profeten gevolgd. Dat ook die profeten het nodige aan het papier hebben toevertrouwd, denk bijvoorbeeld aan het beroemde boek Jesaja, schijnt de Koranschrijver niet te weten. Nergens in de Koran vinden we een vermelding van de geschriften van deze profeten: de Koran heeft het alleen over "het Boek" van Mozes (de tawrat), de Psalmen, (zaboer) en "het Evangelie" (dat evengoed niet één boek is). In één adem met de profeten introduceert de Koranschrijver vervolgens Jezus.

In de Koran vinden we de naam Jezus bijna altijd met het achtervoegsel "de zoon van Maria", als een soort achternaam. Die constructie vinden we in de Bijbel alleen bij de sceptische inwoners van Nazareth (zie Marcus 6:3), verder nergens. Waarom moet de Koran dan zo nodig benadrukken dat Jezus de zoon van een zekere Maria was? Het antwoord: om zijn menselijke natuur te onderstrepen en om iets anders te zeggen dan christenen. Dus geen "Jezus Christus", geen "Jezus de zoon van God" of eventueel "Jezus de Mensenzoon", maar "Jezus de zoon van Maria", zoals die andere lui die Jezus graag in hun eigen hokje wilden stoppen.

De Koran stopt Jezus in het hokje van de serie profeten na Mozes. Islamitische profeten welteverstaan, stuk voor stuk succesnummers die bij wijze van spreken te paard door het leven gingen. Dat Jezus aan een kruis werd genageld als een ordinaire misdadiger ging er bij de Koranschrijver niet in. Volgens hem is dat Jezus dus ook nooit overkomen, want dat past niet in het plaatje.

Ten slotte nog even wat aandacht voor Maria. Dat deze dame in de Koran bij naam genoemd wordt, is heel bijzonder. Andere vrouwen in de Koran worden alleen aangeduid als "de vrouw van", alsof hun naam er niet toe doet. Waarom vond de Koranschrijver Maria zó belangrijk?

zondag 13 februari 2011

Verbond (2)

Soera 2:84-86

De vorige verzen van soera 2 gingen over het zogenaamde verbond tussen Allah en de 'Kinderen van Israël'. Ik schrijf 'zogenaamd', omdat dat verbond er toch wel heel anders uitziet dan wat we uit de Bijbel kennen. Het verbond met de Joden staat eigenlijk model voor wat de Koran moslims opdraagt, vandaar. Het volgende vers gaat daar nog even op door.
84. En toen we een verbond met jullie sloten: jullie zullen je bloed niet vergieten en jullie zullen je volk niet uit jullie steden verjagen, toen deden jullie een belofte en waren daar getuige van.
De genocide van Banu Qurayza:
Mohammed laat alle mannen van
de Joodse stam in Medina onthoofden
Hier wordt gesteld dat genocide-achtige praktijken jegens de eigen bevolking niet op prijs worden gesteld. Wat er niet staat is weer minstens zo interessant als wat er wel staat: we missen een uitspraak over het uitmoorden en/of uit de huizen verdrijven van andere volken. Dat komt goed uit, want volgens de tradities was dat juist waar Mohammed en zijn kornuiten zich mee bezig hielden. Waarom staat dit deel van het verdrag trouwens zo uitdrukkelijk en apart vermeld? Misschien als opstapje voor het volgende vers:
85. Toch zijn jullie het die jullie volk doodsloegen en een (andere) partij uit hun huizen verdreven, elkaar tegen hen helpend, onwettig en in overtreding.
Met "jullie" worden de joden bedoeld. Over hen, de joden dus, gaat de schrijver nu dingen vertellen die zelfs Mohammed niet deed, namelijk dat zij een zekere partij uit hun woonplaats zouden hebben verjaagd en andere vijanden daarbij hadden gesteund. Dit is wel een ernstige beschuldiging, zoiets zou een vorm van verraad op grote schaal zijn. Om hierover iets te kunnen zeggen zou het wel handig zijn geweest als de Koran ons meer details had gegeven, zoals het waar en het wanneer, maar zoals bijna altijd kunnen we dat op onze buik schrijven. Wel volgen er nog meer beschuldigingen:
(85) ... en als ze bij jullie komen, laten jullie je voor hen betalen als voor krijgsgevangenen, terwijl het onwettig was ze uit te leveren...
Dit is een heel andere zaak: leger A vecht tegen groep B waarvan de vluchtelingen terecht komen bij onze groep C die er losgeld voor laat betalen. Hier zijn de joden dus niet de agressors, maar derden die van de oorlog profiteren. Zo langzamerhand bekruipt ons het gevoel dat het hier niet over één enkele gebeurtenis gaat, maar dat de schrijver de joden ervan beschuldigt dit soort misdaden door de geschiedenis heen te hebben gepleegd. Dat neemt niet weg dat een paar concrete voorbeelden nuttig zouden zijn geweest om te kunnen beoordelen of de schrijver een punt heeft of niet, maar zoals gezegd, dat kunnen we vergeten. In plaats daarvan komt de schrijver vervolgens met een verwijt van een heel andere soort, namelijk dat de Joden onvoldoende gelovig zouden zijn:
(85) ... Geloven jullie dan een deel van een boek, terwijl jullie een ander deel ontkennen? ...
Het is wel heel jammer dat het bedoelde volk na deze retorische vraag niet aan het woord komt. Dat zou dan namelijk op zijn beurt kunnen vragen: "Over welk deel van het Boek heb je het, man?" Wij kunnen die vraag nog wel stellen, maar nu is het te laat voor een antwoord. De Koran helpt ons niet verder. Wat de schrijver ons wèl wil meedelen, is de straf die Allah voor die Joden in petto heeft:
(85) ... Wat dan is de beloning voor die mensen uit jullie midden die dit soort dingen doen, anders dan schande in het leven van deze wereld? En  op de dag van de opstanding zullen zij teruggestuurd worden naar de zwaarst mogelijke bestraffing. En Allah is beslist niet onwetend met betrekking tot wat jullie doen.
86. Dit zijn de mensen die het leven van deze wereld kopen ten koste van het hiernamaals.  Hun bestraffing zal dus niet worden verlicht en ze zullen ook niet worden geholpen. 
Schande in dit leven en een onverminderd zware straf in het hiernamaals! Pak aan! De Koran mag dan schromelijk tekortschieten in het verschaffen van de nodige helderheid, het boek laat er geen enkele twijfel over bestaan dat de Joden er flink van langs zullen krijgen.

zaterdag 12 februari 2011

Verbond

Soera 2:83


De schrijver van soera 2 lijkt enige weet te hebben van het Jodendom, maar zoals zo vaak in de Koran wordt dat Jodendom wel met een islamitische lamp belicht. Neem nou het volgende vers.
83. En toen we een verbond sloten met de kinderen van Israël: "jullie zullen niemand dan Allah dienen en goed doen aan ouders, en aan naaste familie en aan wezen en aan de hulpbehoevenden, en jullie zullen vriendelijke woorden spreken tegen de mensen en het gebed onderhouden en de armenbelasting betalen", toen keerden jullie terug behalve enkelen van jullie, en jullie wenden je af.
Dus Allah zou een verbond hebben gesloten met de "Kinderen van Israel" onder de volgende voorwaarden, waaraan zij zich zouden moeten houden, met andere woorden:
  1. alleen Allah aanbidden;
  2. familie, wezen en hulpbehoevenden vriendelijk behandelen;
  3. goedspreken;
  4. standvastig zijn in het doen van gebeden;
  5. regelmatig giften voor 'liefdadigheid' geven.
Eerst is het de moeite stil te staan bij wat hier ontbreekt. We lezen in de Koran wel waar de Kinderen van Israël zich aan te houden hebben, maar wat stelt Allah daar eigenlijk tegenover? Wat is zijn kant van het verbond? In de Bijbel lezen we iets anders, daar belooft God aan Israël een land, Kanaän, het Beloofde Land dus. Verder lezen we daar bijvoorbeeld ook dat God het volk zal 'zegenen' (voorspoed zal geven) en dat het lang zal leven. In de Koran daarentegen vinden we niets van dat moois.

Aan de kant van de verplichtingen valt er ook het nodige op. Het lijkt wel alsof de Joden hier als een soort moslims worden behandeld. Vooral punten als 4 en 5 doen nogal islamitisch aan. En bij punt 2, een opsomming van de groepen die vriendelijk worden behandeld, schitteren de weduwen in afwezigheid. Dat is geen toeval. Mohammed was namelijk wel een wees maar geen weduwe.

Vagevuur

Soera 2:80

De vorige keer heb ik dit vers even laten liggen omdat het niet goed paste in de lijn van het verhaal dat leek te gaan over de handel in religieuze boeken. Dit ene vers staat daar enigszins verloren middenin, alsof de schrijver plotseling bedacht dat dat punt ook nog even moest worden gemaakt. Dit is het:
80. En ze zeggen: "Het vuur zal ons niet aantasten behalve voor een korte tijd". Zeg: hebben jullie een belofte van Allah ontvangen, dan zal Allah niet nalaten zijn belofte na te komen, of spreek je Allah tegen (in) wat je niet weet?
Let even op de neerbuigende toon die tegen de anderen ("ze") wordt aangeslagen: "Heeft Allah je dat beloofd, of zeg je gewoon maar wat?" Hier zullen we verder niet te lang bij stilstaan, want zwartmakerij en belediging van niet-moslims is in de Koran schering en inslag. Als we ons daar bij elke gelegenheid druk over gaan maken kunnen we wel aan de gang blijven.

Voorstelling van het Vage-
vuur
De kern van dit vers is interessanter. De schrijver neemt hier mensen op de korrel die zouden zeggen dat "het vuur" hen slechts voor een beperkte tijd zou deren. Let erop dat die mensen natuurlijk ook hadden kunnen zeggen dat het vuur hen helemaal niet zou deren! Maar volgens de schrijver denken deze mensen dat ze toch wel enige straf zullen krijgen. De leer die hier wordt bedoeld is ongetwijfeld die van het vagevuur, een plaats waar men na de dood zou vertoeven voor het laten 'afbranden' van zonden. Deze gedachtengang is in het christendom tamelijk populair geweest (hoewel onder Joden niet, wat dit vers nog verder uit het verband rukt dan het door het onderwerp zelf al was).

De schrijver vindt dit idee duidelijk helemaal niks, maar om een andere reden dan je zou denken. Want voor de tegenstanders van de islam is er volgens hem maar één passend toekomstperspectief: het eeuwige vuur. Brrr. Je krijgt het er koud van.

zaterdag 5 februari 2011

Boekhandel

Soera 2:79,81
79. Wee, dan, hen die het boek eigenhandig schrijven en dan zeggen: "Dit is van Allah", zodat ze het voor een zacht prijsje van de hand kunnen doen. Daarom, wee hen vanwege wat hun handen hebben geschreven en wee hen voor wat ze verdienen.
Is dit "eigenhandig geschreven Boek" dat wordt verkocht als "van Allah" de Koran? Dat zal de schrijver toch wel niet bedoeld hebben. Hij had het ongetwijfeld over andere boeken. Boeken waar kennelijk geld mee te verdienen was, hoewel niet erg veel.

Zoals zo vaak in de Koran is dit stukje nogal vaag: over welk boek gaat het hier? Wie zijn die schrijvers? Bovendien wordt dit refrein op verschillende plaatsen (in iets variërende bewoordingen) herhaald, onder meer in soera 3, 5, 9 en 16. In soera 3 lezen we bijvoorbeeld: "Zij (de goede moslims) verkopen de verzen van Allah niet voor een lage prijs..." Wat is nu het probleem, doken die anderen onder de minimale boekenprijs, of vond schrijver het sowieso verwerpelijk om boeken te verkopen? Uit vers 79 blijkt het laatste het geval. Verkoop van boeken stinkt kennelijk. De status van de boekhandel in de tegenwoordige Arabische wereld sluit daar aardig bij aan. Volgens Maurits Berger (in de VPRO Gids, nr. 41, 2004) is "het totaal aantal boeken dat in de Arabische wereld in de afgelopen tien eeuwen is vertaald gelijk ... aan het aantal vertalingen dat Spanje in een jaar publiceert." Ook literatuur van eigen bodem loopt er niet goed: "In 1996 werden in de 22 Arabische landen gezamenlijk slechts een kleine tweeduizend literaire boeken gepubliceerd. Als er van een boek meer dan vijfduizend exemplaren verkocht zijn, op een totale Arabische bevolking van 270 miljoen Arabieren, dan is het een bestseller."

We slaan vers 80 even over (dat lijkt te gaan over het Vagevuur, een onderwerp apart) en lezen dan het vermoedelijke vervolg op vers 79:
81. Ja, wie kwaad verdient en zijn zonden hem rondom aankleven, zij zijn de gevangenen van het vuur, daar zullen zij blijven.
Wie dus een bijbelshop in Saoedi-Arabië wil openen moet op zijn hoede zijn.