zondag 29 juli 2012

Vergissing van het huis

Soera 2:127


In vers 125 krijgen Abraham en Ismaël zogenaamd de opdracht een 'huis' te wijden aan de islam. Uit de beschrijving kunnen we opmaken dat men ergens omheen kon lopen en er ook kon binnengaan. Dit lijkt te passen bij de Rotskoepel in Jeruzalem, die eerst van hout was en in die uitvoering gebouwd werd door een zekere Omar ibn al-Chattab (584-644), tevens Koranschrijver.
127. En toen Ibrahim en Ismaïl de fundamenten van het huis op hoogte brachten, (baden zij): "O Heer, aanvaard (dit) van ons! Zeker, u bent de horende, de wetende".
De schrijver geeft dit 'huis' de nodige geestelijke betekenis door Abraham en Ismaël aan te wijzen als de grondleggers, hoewel die mannen meer dan tweeduizend jaar eerder leefden. De werkelijkheid was echter anders.

Toen moslims zich van de Tempelberg meester maakten hadden er al drie Joodse tempels gestaan. Omar bouwde, kennelijk zonder dat te weten, op de fundamenten die niet Abraham maar Herodes de Grote had gelegd. Het tempelcomplex dat Herodes liet bouwen werd een eeuw later door de Romeinen met de grond gelijk gemaakt. Maar deze plaats, de top van de berg Moria, is voor Joden altijd belangrijk gebleven. Op de één of andere manier is deze plaats daarom ook voor de islam van belang.

Het tegenwoordige religieuze centrum van de islam, niet in Jeruzalem maar in Mekka, is van later datum. Hoewel Abraham vermoedelijk wel eens in Jeruzalem (Salem) op bezoek is geweest, was hij nooit in Mekka. De zwarte steen die daar aanbeden wordt heeft bovendien niks met het geloof van Abraham te maken.

zaterdag 28 juli 2012

Ghetto

Soera 3:119-200
119. Zeker, jullie houden van hen maar zij niet van jullie; jullie geloven in alles van het Boek; en als ze jullie tegenkomen zeggen ze: "Wij geloven", maar als ze alleen zijn* bijten ze het uiteinde van hun vingers van nijd. Zeg: "Sterf in je nijd!" Zeker, Allah weet wat er in het hart is.
200. Als jullie het goede overkomt, doet het hun verdriet, en als jullie het kwaad overkomt dan zijn ze blij...
"Allah weet wat er in het hart is", maar de Koranschrijver weet het kennelijk óók. En omdat hij het opschreef weet nu iedereen het. Maar is het ook waar? Blijkt het bijvoorbeeld uit de feiten? Nee, en daar heeft de schrijver alvast de volgende verklaring voor:
200. (...) Maar als jullie geduld hebben en op je hoede bent, zullen hun plannen jullie niet schaden. Zeker, Allah begrijpt wat ze doen.
De schrijver roept moslims ertoe op om andere geduldig te wantrouwen en er blijvend vanuit te gaan dat die anderen het slechtste met hun voorhebben. Dat lijkt me een recept voor segregatie, het verschijnsel dat verschillende bevolkingsgroepen naast elkaar leven zonder samen te leven. Dat is een recept voor ongelukken waar de niet-heersende klasse doorgaans de dupe van is. Dit verklaart goed waarom de integratie van moslim-minderheden maar niet wil vlotten.

vrijdag 27 juli 2012

Haat zaaien

Soera 3:118

In de voorafgaande verzen heeft de schrijver ons laten zien dat het verwerpen van de islam vanzelf de ondergang van de 'ongelovigen' betekent. Tussenkomst van moslims is verder niet nodig. Of wel? De schrijver neemt toch maar het zekere voor het onzekere en zet zelf de eerste stappen om niet-moslims te benadelen:
118. O jullie, mensen die geloven! Neem niemand in vertrouwen naast die van jullie; ze zullen niet aarzelen jullie te benadelen. Ze houden ervan jullie te hinderen. Uit hun monden is haat voortgekomen, maar wat hun hart verbergt is nog erger. Wij hebben de tekenen duidelijk gemaakt voor jullie, als je het begrijpt.
De Koranschrijver is xenofoob en verlaagt zich tot smaad en laster. Hij gaat bij zijn religieuze tegenstanders uit van het slechtste, dat zo slecht is dat hij het niet eens kan benoemen. Dit is een duidelijk teken dat de schrijver zijn verstand heeft verloren.

zondag 22 juli 2012

De oogst van de 'ongelovigen'

Soera 3:116-117

Het vorige vers ging nog over mensen van het Boek die zich bekeerd hadden tot de islam, en nu keert de koranschrijver zich tegen de rest. Hij begint op dezelfde manier als in 3:10:
116. Dan zij die ontkennen: geen baat zullen zij hebben van hun geld, noch van hun kinderen, tegen Allah; zij zullen het vuur bezitten en daarin eeuwig verblijven.
Bespeuren we hier jaloezie? De 'ongelovigen' hebben kinderen én geld en moeten dus branden in de hel?
117. Wat zij besteden in het leven van deze wereld zal lijken op een ijskoude wind die de oogst doet mislukken van mensen die hun ziel onrecht doen tot verwoesting; Allah doet hen geen onrecht, maar zij doen zichzelf onrecht.
De schrijver neemt een voorschot op de ondergang van de 'ongelovigen', of misschien verklaart hij hun ondergang achteraf als kwaad dat zichzelf straft. De werkelijkheid zou wel eens kunnen zijn dat die ondergang door moslims werd veroorzaakt, maar dan is er natuurlijk geen sprake van schuld. Als het met mensen verkeerd afloopt, hebben we tot nu toe in de Koran kunnen zien, dan is dat namelijk altijd de schuld van niet-moslims.

woensdag 18 juli 2012

Quislings

Soera 3:113-115
113. Ze zijn niet (allemaal) hetzelfde: van het volk van het Boek is er een partij die staat. Zij declameren de tekenen van Allah (zelfs) 's nachts en zij aanbidden (hem).
De 'tekenen van Allah' zijn, zoals algemeen wordt aangenomen, de verzen van de Koran. Als deze bijzondere mensen van het Boek de Koran niet voordragen om die te bekritiseren, zoals in deze artikelenreeks, dan hebben we het hier toch over moslims, of niet? Volgens de Koranschrijver zijn joden en christenen dus alleen goed als ze moslims zijn. Maar dan kunnen ze niet ook nog het judaïsme of het christendom aanhangen: het is het één of het ander. De Koran maakt bijvoorbeeld op verschillende plaatsen heel duidelijk dat Jezus niet de zoon van God was, dat God überhaupt geen zoon heeft en dat Jezus trouwens ook niet aan een kruis stierf.
114. Zij geloven in Allah en de laatste dag, zij roepen op tot de deugd en verbieden wat verkeerd is...
In vers 104 krijgen bepaalde moslims dezelfde opdracht. Dus als de mensen die de schrijver noemt geen moslims zijn, dan zijn het in elk geval lui die de wetten van de moslims aan de rest opleggen. Zulke bondgenoten zijn natuurlijk zeer gewenst, zodat de schrijver ze graag in het zonnetje zet:
114. (...) Zij haasten zich tot het doen van goede werken; zij zijn van de rechtvaardigen.
115. En het goede dat ze doen zal niet worden ontkend; Allah kent de oppassenden. 
Je vraagt je toch af in welk opzicht deze mensen van 'normale' moslims verschillen. Maar daar doet de schrijver verder geen mededelingen over. De volgende verzen gaan namelijk weer over de ontkenners, en over de straffen die hen te wachten staan.

maandag 16 juli 2012

Schandalige overeenkomst

Soera 3:112
112. Schande zal over hen worden uitgespreid waar ze worden gevonden, slechts onder het verbond van Allah en het verbond  van mensen; zij hebben de toorn van Allah over zich afgeroepen, en vernedering zal over hen worden uitgespreid. Dit is omdat zij de tekenen van Allah hebben ontkend...
Wie de islam maar niks vindt is onder moslimbewind de klos: schande en vernedering wordt zijn deel, onderworpen aan een verbond met Allah en mensen (bedoeld wordt: met moslims) waar hij niet vrijwillig voor getekend heeft. Hoe noem je zo'n "verbond"? Afpersing. De stok achter de deur is ongetwijfeld erger dan vernedering, namelijk de dood. Schrijver vindt dat ook terecht, want de onderworpenen hebben volgens hem nog meer misdaan:
112. (...) en de profeten hebben gedood zonder recht; (om)dat zij ongehoorzaam waren en de perken te buiten gingen.
Precies dezelfde bewoordingen vinden we in soera 2:61. Eigenlijk lijkt het hele vers wel daarvan overgenomen. Of andersom, misschien komt het vers van soera 2 wel uit soera 3. Dat is lastig te zeggen, omdat de soera's in de Koran niet bepaald op volgorde van tijd staan. Maar we dreigen af te dwalen. Want zoals zo vaak zegt het ontbrekende hier meer dan wat er staat. Mogen wij bijvoorbeeld ook weten welke profeten ze zogenaamd hebben vermoord? Toch niet de profeet van de islam.

Helaas moeten we hier een zwarte bladzijde uit de geschiedenis opslaan, die voorafging aan de opkomst van de islam. De Byzantijnse keizer Justinianus (527-565) maakte aanhangers van het jodendom officieel tot paria's, onder meer met als argument dat zij de "moordenaars van Christus" waren. Je zou zeggen dat die zaak toen al een half millennium verjaard was, maar de koranschrijver heeft die onzin overgenomen met een kleine aanpassing: de joden (en misschien ook meteen maar de christenen) uit zijn tijd kregen de schuld van alle ooit gedode profeten. Behalve van Jezus zelf, want die is volgens de Koran juist niet vermoord (zie bijvoorbeeld 4:157).

zondag 15 juli 2012

Slag in de rug

Soera 3:110-111
110. Jullie zijn een beter volk, vooruitgeholpen voor de mensen; jullie sporen aan tot het goede en verbieden het kwade en geloven in Allah. Geloofden de mensen van het Boek ook maar zo, dat zou beter voor hen zijn. Sommigen geloven ook, maar de meesten van hen zijn de verworpenen.
Er zijn van dit vers ook krassere vertalingen, zoals "Jullie zijn het beste volk, verheven boven de andere volkeren", maar ik heb het wat behoudend vertaald om het niet bonter te maken dan het misschien is bedoeld. De strekking blijft trouwens toch hetzelfde: moslims zijn verheven boven de rest, uitsluitend en alleen omdat ze het juiste geloof hebben, en zij zijn aangewezen om de rest van de wereld de les te lezen. Dat airtje is bij hedendaagse moslims ook nog wel eens te bespeuren.
111. Zij zullen jullie niet schaden - integendeel, zeker, als ze jullie bestrijden zullen ze jullie de rug toekeren, en dan zullen ze niet geholpen worden.
Dit vers beschrijft in grote trekken de Arabische expansie van de 7e eeuw, die ten koste ging van christelijk gebied. Een paar decennia later werden de legers van de islam over de Pyreneeën teruggejaagd, maar toen kon de Koran op dit punt niet meer worden gecorrigeerd.

En er is nog iets merkwaardigs aan dit vers, namelijk de militaristische benadering van joden en christenen: lukt het met overreding niet, dan maar met geweld. Voor een religieus boek is de Koran nogal laagbijdegronds.

zaterdag 14 juli 2012

Lief bezit

Soera 3:108-109
108. Dit zijn de tekenen van Allah die we verkondigen aan jullie; Allah wil geen onrecht voor de volkeren.
109. Aan Allah (behoort) wat in de hemel is en wat op de aarde is, en alles keert naar Allah terug.
De formule waarmee vers 109 begint vinden we vaker in de Koran, bijvoorbeeld in 2:284. Of Allah echter zo blij zal zijn dat werkelijk alles naar hem terugkeert valt te betwijfelen, maar misschien had de schrijver een erg zonnig beeld van de wereld.

Vers 108 vind ik duisterder. Wat betekent het precies dat Allah 'geen onrecht' wenst? Is dat een soort vrome wens van het soort waarvan de wenser weet dat die toch nooit in vervulling gaat? Als dat zo is, waarom let Allah dan niet wat beter op zijn spullen (vers 109)? Maar aan de andere kant, als die wens wel voortdurend in vervulling gaat, hoe moeten we het klaarblijkelijke onrecht in de wereld dan zien?

Vers 108 doet me wel in de verte denken aan het beroemde vers 16 van Johannes 3:
Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
Tussen  "bezitten" en "liefhebben" zit een verschil.

woensdag 11 juli 2012

Zwart-wit

Soera 3:105-107
105. En wees niet zoals zij die verdeeld raakten en het oneens werden nadat de bewijzen tot hen waren gekomen, want voor hen (is er) een zware straf.
106. (Er komt een) dag dat (sommige) gezichten wit zullen worden en (andere) gezichten zwart zullen worden; wat betreft hen van wie de gezichten zwart zullen worden: hebben jullie (de islam) ontkend nadat jullie geloofden? Proef dan de straf voor het ontkennen!
107. Maar zij van wie de gezichten wit zullen worden: voor hen is de barmhartigheid van Allah; daarin zullen zij voor eeuwig zijn.
We zullen maar niet denken dat hier iets racistisch is bedoeld, maar één ding is zeker: mensen komen niet met een zwart gezicht in de hemel van Allah.

dinsdag 10 juli 2012

Sjaria voor iedereen

Soera 3:102-104
102. O jullie die geloven! Vrees Allah zoals hij gevreesd moet worden, en sterf niet (in een ander geloof) dan als moslims.
103. En houd je vast aan het koord van Allah, samen, en niet verdeeld, en denk aan de gunst door Allah aan jullie verleend. Jullie waren vijanden, maar hij verenigde jullie harten in zijn gunst als broeders. Jullie stonden aan de rand van een put met vuur, toen redde hij jullie daaruit. Zo toont Allah jullie zijn tekenen, zodat jullie geleid zullen worden.
In vers 103 vinden we een drietal tamelijk unieke concepten, namelijk het "koord van Allah", broederschap en de "put van vuur". Het broederschap, in de zin van "broeders in het geloof", vinden we verder nog op drie andere plaatsen in de Koran. Dat is weinig. Ter vergelijking: in het Nieuwe Testament is het woord "broeder" synoniem met geloofsgenoot en komt het meer dan honderd keer in die betekenis voor.

Dat de nieuwgelovigen broeders worden genoemd en dat de eenheid met de andere moslims zo wordt benadrukt dient een speciaal doel:
104. En van jullie moet er een groep zijn die uitnodigt tot het goede en oproept tot de deugd en verbiedt wat verkeerd is; zij zullen succesvol zijn.
Deze groep moslims moet anderen dus de wet gaan voorschrijven, maar zijn die anderen ook moslims? Dat wordt uit dit vers niet meteen duidelijk. Maar in bepaalde wijken in Londen zie je hoe moslims daar verzen zoals dit opvatten: als een opdracht om de baas te spelen.

zaterdag 7 juli 2012

Bang voor bekering

Soera 3:100-101
100. O jullie die geloven, als jullie luisteren naar een partij van hen aan wie het Boek gegeven is, dan zullen ze jullie, terwijl je eerst geloofde, terug doen keren als ontkenners.
101. Maar hoe kun je ontkennen terwijl de tekenen van Allah aan jullie zijn voorgelezen en de boodschapper bij jullie is? Maar wie zich vasthoudt aan Allah zal geleid worden op het rechte pad.
In vers 100 komen we voor de zoveelste keer het scheldwoord voor niet-moslims tegen: kaf'rien ('kaffers') Dit is geen neutrale term die je kunt vertalen met 'ongelovigen', want volgens moslims is de boodschap van de islam zó overtuigend, dat niet-geloven gelijk staat aan moedwillige ontkenning, aan het onderschoffelen van de 'waarheid'. Enfin, we vallen in herhaling.


De schrijver was bang dat moslims door "mensen van het Boek" zouden worden bekeerd. Die angst is terecht. Veel vragen die de Koran oproept worden in de Bijbel beantwoord, maar dan rijst een nieuwe vraag: waarom staan er zoveel fouten in de Koran? Die vraag leidt al snel tot de onvermijdelijke conclusie, namelijk dat de islam op drijfzand gebaseerd is en maar beter verlaten kan worden.

donderdag 5 juli 2012

Ad hominem

Soera 3:97b-99
(97) (...) En (wat betreft) het ontkennen: Allah is rijk en staat boven de volkeren.
98. Zeg: o mensen van het Boek, waarom ontkennen jullie de tekenen van Allah, terwijl Allah getuige is van wat jullie doen?
Het antwoord op deze retorische vraag zou zijn: "Welke tekenen bedoel je?" Want er vallen geen "tekenen van Allah" te ontkennen, omdat die er nooit waren. Of men moet de verzen van de Koran bedoelen. Maar dat zijn vooral tekenen dat de schrijver de Bijbel niet goed gelezen heeft.
99. Zeg: o mensen van het Boek, waarom brengen jullie gelovigen af van de weg van Allah? Jullie willen er fouten in zien, terwijl jullie (toch) getuige zijn; maar Allah is zich niet onbewust van wat jullie doen.
De Koranschrijver had dus wel door dat christenen en joden vonden dat de islam niet deugt, maar in zijn ogen was dat oneerlijk en moedwillig. En dat vinden wij dan weer onnozel en achterdochtig.

woensdag 4 juli 2012

Huis in Mekka?

Soera 3:94-97
94. En wie hierna een een leugen over Allah verzint, die is van de onrechtvaardigen.
Wie kan het hiermee oneens zijn? Dat weten we pas als we begrijpen over welke leugen het hier gaat. Ik ben geneigd te denken aan de rare praatjes van de Koran, want de verhalen in die bundel zijn voor zover controleerbaar allemaal onjuist. In de Bijbel staat het in elk geval anders. Als de Koranschrijver wil suggereren dat niet zijn boek maar de Bijbel vol leugens staat, dan heeft hij wat uit te leggen. Hoe gaat hij dat aanpakken? Wel, hij gooit het over een heel andere boeg:
95.  Zeg: de waarheid komt van Allah, dus volg de religie van Ibrahiem: hij was oprecht en niet (een) van de afgodendienaars.
Spectaculair! De Koranschrijver haalt hier even een streep door het jodendom en door het christendom, want dat is allemaal van ná Abraham. En Abraham deed het goed. De Koranschrijver heeft er verstand van? Laat hij dat maar eens bewijzen.
96. Zeker, het eerste huis opgericht voor de mensen is dat in B'ka, gezegend en een leiding voor de volkeren.
97.  Daarin zijn duidelijke tekenen, de standplaats van Ibrahiem, en wie er binnenkomt is veilig; bedevaart naar dit huis is voor de mensen verplicht, (tenminste voor) wie in staat is op weg te gaan. (...)
Die "duidelijke tekenen" gaan we dan maar eens bekijken. Alleen, waar moeten we dan heen? Volgens moslims moeten we naar Mekka. Maar erg waarschijnlijk is dat niet. In de Bijbel vinden we namelijk geen enkele aanwijzing dat Abraham in Mekka is geweest. Zijn leven speelde zich af in verschillende landen, maar niet in Arabië. De naam B'ka (Bakkah, Bekka) vinden we in de Bijbel ook niet, in elk geval niet samen met Abraham. Er is alleen een psalm waar een dal met de naam beka wordt genoemd (overigens wordt dat vertaald met "dal van de moerbeien"), maar de naam Abraham vinden we daar niet. Kortom, we weten niet welke plaats de schrijver bedoelde, laat staan dat we daar een huis vinden uit de tijd van Abraham met "duidelijke tekenen". Daar zijn we mooi klaar mee. Moeten we de schrijver dan maar op zijn blauwe ogen geloven?

maandag 2 juli 2012

Antikookboek

Soera 3:93
93. Al het voedsel was toegestaan aan het volk van Israël, behalve wat Israël zichzelf verbood, voordat de Toerah werd geopenbaard. Zeg: haal de Toerah en lees die (voor), als jullie eerlijk zijn.
Waarom moeten die anderen de Toerah (Thora) gaan halen? Precies: omdat de Koranschrijver dat boek zelf niet had. Dat blijkt ook uit de vele afwijkingen in de Koran van de verhalen in de Thora. Omdat die afwijkingen niet zijn gecorrigeerd, mogen we wel aannemen dat de schrijver ook na deze uitdaging de Thora niet voorgelezen heeft gekregen.