maandag 25 april 2011

Van Jeruzalem naar Mekka

Soera 2:142
142. De dwazen onder het volk zullen zeggen: "Wat heeft hen afgekeerd van de gebedsrichting die ze gewend waren?" Zeg: "Aan Allah behoort het Oosten en het Westen; Hij leidt wie Hij wil op het rechte pad."
Dit is een bijzonder belangrijk vers. Het is namelijk een bewijs dat de gebedsrichting (qibla) voor moslims ooit is veranderd. Uit de archeologie is inmiddels ook bekend wanneer dat ongeveer is gebeurd (lees bijvoorbeeld Does archaeology support the Qur'an?), en ook hoe: ooit was het richting Jeruzalem, later richting Mekka. Het waarom is volgens de Koranschrijver een dwaze vraag, maar hij zegt ook niet wat die nieuwe richting is.

De geleerden zijn het er wel over eens dat moslims in de richting van Jeruzalem baden, omdat Joden dat ook deden. De Joden deden dat (en doen dat nog steeds) omdat in Jeruzalem de Tempel stond, de (enige) plaats waaraan God zich zou hebben verbonden. Maar in de Bijbel vinden we niet de opdracht in die richting te bidden. God is immers overal; niet alleen in Jeruzalem en al helemaal niet alleen in Mekka.

zondag 24 april 2011

Eén God - maar voor wie?

Soera 2:139-140

In het artikel "Abrahamitische religies" bleek al dat de Koranschrijver meende dat moslims als enige de geloofstraditie van Abraham voortzetten. Hoewel hij dus vond dat Joden en Christenen het verkeerd deden, dacht hij toch dat het om dezelfde God gaat:
139. Zeg: willen jullie over Allah twisten terwijl je toch ziet dat hij onze en jullie Heer is? Wij zijn verantwoordelijk voor onze daden en jullie voor die van jullie; (maar) wij staan zuiver tegenover Hem.
Uit het begin van dit vers blijkt dat de Joden en Christenen in de tijd dat de Koran ontstond betwijfelden of moslims wel dezelfde God aanbaden als zij. Die twijfel is er trouwens nog steeds, hoewel niet bij goede moslims uiteraard.

Met het volgende vers pakt de schrijver de draad weer op waar die na vers 136 werd losgelaten:
140. Of zouden jullie willen beweren dat Abraham, Ismaël, Izaäk, Jacob en de Stammen Joden of Christenen waren? ...
Ik zou niet weten waarom iemand deze mannen christenen zou willen noemen - dat lijkt me nogal idioot en zoiets heb ik dan ook nog nooit gehoord. Maar de Stammen waren natuurlijk wel Israëlieten, en de stam Juda (Jehoeda) was zéker een stam van joden.
(140). ... Weten jullie het beter, of Allah? ...
Als je het zo recht op de man af vraagt...
(140) ... En wie is onrechtvaardiger dan hij die de getuigenis verbergt die hij van Allah heeft ontvangen? En Allah is niet onbekend met wat jullie doen.
Dit is wel heel suggestief van de Koranschrijver. Wat voor 'getuigenis' zouden Joden en Christenen nou toch verbergen, en voor wie? Allah mag het weten...

Overigens, de uitdrukking: "wie is onrechtvaardiger dan..." kennen we nog van vers 114, en toen ging het over iets anders. Kennelijk is het dringen aan de top-1 van onrecht.

Doop met verf

Soera 2:138
138. De doop van Allah, en wie kan beter dopen dan Allah? En Hem aanbidden wij.
Het woord dat hier met 'doop' is vertaald, betekent eigenlijk 'verf' of 'kleurstof'. 'Dopen' verwijst naar de christelijke traditie om nieuwe gelovigen bij de Gemeente te voegen door het symbool van onderdompeling in water. Traditioneel geloven moslims dat dit Koranvers verwijst naar de praktijk van een christelijke sekte in Arabië, die bij de doop gekleurd water zou hebben gebruikt.[1]

De Koranschrijver dacht dus dat christenen met gekleurd water dopen. En Allah kan dat natuurlijk beter. Wel, laat Allah dan maar met verf dopen; christenen worden gewoon gedoopt in schoon water.

zaterdag 23 april 2011

Abrahamitische religie

Soera 2:135-137

Je hoort wel eens zeggen dat de islam "een van de drie Abrahamitische religies" is. Welnu, volgens de Koran is de islam de enige Abrahamitische religie:
135. Zij zeggen: "als je Jood of Christen bent, ben je op de goede weg". Jullie moeten zeggen: "Nee, de religie van Abraham, de oprechte, en hij was geen afgodendienaar".
Het eerste deel van dit vers vinden we ook in vers 111. De Koranschrijver doet hier alsof Joden en Christenen denken dat het niet uitmaakt of je Jood of Christen bent. Het woord 'afgodendienaar', ook vertaald als 'polytheïst' of 'iemand die goden aan Allah toevoegt', is gericht tegen de Christelijke leer dat Jezus de Zoon van God is. Maar Joden leren dat niet. Misschien bedoelt de schrijver dan dat Joden het tegendeel van een 'oprechte' zijn? Hoe dan ook, de Koranschrijver vindt dat noch Joden, noch Christenen de religie van Abraham volgen. Moslims volgen die natuurlijk wel...
136. Zeg: Wij geloven in Allah en in wat hij aan ons heeft geopenbaard, en aan Abraham, Ismaël, Izaäk, Jacob en de Stammen; in wat Mozes en Jezus ontvingen, en in wat de Profeten van hun Heer ontvingen. Wij maken geen onderscheid tussen de een en de ander van hen, en wij onderwerpen ons aan Hem.
Nou, dat klinkt heel vroom, maar er is een probleem. Want wie beweert dat Ismaël en Izaäk even belangrijk zijn, is vast geen Jood, en wie zegt dat Jezus even belangrijk is als Mozes kan geen christen zijn. Sterker nog: wie beweert dat deze mannen allemaal even belangrijk zijn kan net zo goed zeggen dat ze allemaal even onbelangrijk zijn, en dat is precies waar moslims op uitkomen. Voor hen is er in feite maar één profeet belangrijk, namelijk Mohammed, en de rest is in de Koran vervormd tot een soort Mohammeds...
137. Dus, als zij geloven zoals jullie geloven, dan zijn ze op de goede weg. (...)
 Natuurlijk.

donderdag 21 april 2011

Jacob

Soera 2:132-134
132. En dit droeg Abraham zijn zoons op, en Jacob ook: O mijn zoons, zeker, Allah heeft het geloof voor jullie gekozen, dus sterf niet tenzij als moslims.
Dat 'tenzij als moslims' wordt ook wel vertaald als 'tenzij als mannen die zich onderworpen hebben' of iets van die strekking. De vertaling 'moslim' suggereert namelijk ten onrechte dat Abraham een tijdgenoot van Mohammed was; dat woord vinden we natuurlijk niet in de Torah. Maar ook de alternatieve vertaling 'onderwerping' is niet het woord dat Abraham tekent. Dat is een ander woord: 'geloof'. Jakobus 3:23 zegt het zo:
Abraham geloofde God, en het is hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd.
Een gelovige, een vriend! Dat is wat anders - dat is veel méér dan iemand die zich aan Allah onderwerpt.

En er is nog iets vreemds aan dit Koranvers. Schrijver heeft het over Abrahams zoons en Jacob. Weet hij eigenlijk wel wat het verband tussen Abraham en Jacob precies is? Schrijver hult zich in vaagheid, en blijft dat doen. Hij weet het niet.
133. Of waren jullie erbij toen de dood Jacob vond, toen hij tegen zijn zoons zei: "Wat zullen jullie na mij aanbidden?" Zij zeiden: "Wij zullen uw god aanbidden, de god van uw vaders, Abraham en Ismaël en Izaäk, de enige Allah, en aan hem onderwerpen wij ons".
Dankzij de Bijbel weten we hoe het zit: Izaäk was de vader van Jacob en Abraham was zijn grootvader, maar Ismaël was noch Jacobs vader noch een voorvader: Ismaël was een oom van hem, of eigenlijk een half-oom. Dat de Koranschrijver zich veiligheidshalve op de vlakte houdt kunnen we hem misschien niet kwalijk nemen. Wat we hem wél kwalijk kunnen nemen is zijn karaktermoord op Jacob. Volgens de Koranschrijver dient hij op zijn sterfbed een motie van wantrouwen in, tegen zijn eigen zoons. In de Bijbel treffen we zoiets niet aan, terwijl er toch twee hoofdstukken aan deze gebeurtenis zijn gewijd. Daar vinden we wel verzen zoals deze:
Gen. 48:10. De ogen van Israël waren echter zwak van ouderdom; hij kon niet goed meer zien. Hij liet hen dichter bij zich komen; toen kuste hij hen en omhelsde hen.
Gen 49:28 ... En dit was wat hun vader tot hen sprak toen hij hen zegende. Hij zegende hen, elk met een eigen zegen.
Maar de Koranschrijver had duidelijk iets anders in gedachten:
134. Dit is een volk dat voorbij is gegaan. Zij zullen de vruchten plukken van wat ze hebben gedaan, en jullie van wat jullie doen! En jullie hoeven geen verantwoording af te leggen voor wat zij hebben gedaan.
Nou, daar konden de Joden in Mohammeds tijd het mee doen! Niet alleen werden ze door de moslims van huis en haard verdreven, uitgeknepen en over de kling gejaagd, het einde van hun cultuur was zogenaamd ook nog eens hun eigen schuld! En dus niet de schuld van de moslims. Je zou erom moeten lachen als het niet zo treurig was.

zaterdag 16 april 2011

Abraham

Soera 2:124-126

Er zijn mensen die beweren dat de Koran en de Bijbel op elkaar lijken. Zo komen we in de Koran namen tegen die we in de Bijbel ook kunnen vinden, en verhalen die doen denken aan de verhalen die de Bijbel vertelt. Maar daar houden de overeenkomsten ook wel zo'n beetje op: de verschillen zijn veel groter. Als de Koran eens een verhaal vertelt dat ons bekend voorkomt, dan is de strekking toch vaak heel anders. Bijvoorbeeld wat we te lezen krijgen over een zekere Ibrahim, ook wel bekend als Abraham:
124. En toen zijn Heer Abraham beproefde met opdrachten, die hij uitvoerde, zei Hij: "Ik heb je tot een leider van de volken gemaakt!" En hij (Abraham) zei: "en mijn nakomelingen?" Hij antwoordde: "Mijn verbond is niet voor de boosdoeners."
Abraham offert zijn zoon Izaäk - bijna
Waar de schrijver hier vermoedelijk op doelt is het verhaal in Genesis 22, waar Abraham de nogal bijzondere opdracht krijgt zijn zoon Izaäk te offeren (wat trouwens op het laatste moment niet doorgaat):
22:16. Hij zei: Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de HEERE: Omdat u dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt, [17] zal Ik u zeker rijk zegenen...
"Rijk zegenen" en "leider maken" is niet helemaal hetzelfde, en dat kan te maken hebben met de neiging van de Koranschrijver om Bijbelse personages af te schilderen als een soort Mohammeds. Verder zien we dat de nakomelingen van Abraham er in de Koran niet zo mooi op staan ("boosdoeners"). Maar de Bijbel spreekt daar anders over:
22:18. En  in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent.
En verder:
26:4. Ik zal uw nageslacht zo talrijk maken als de sterren aan de hemel en uw nageslacht al deze landen geven. In uw nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, [5] omdat Abraham Mijn stem gehoorzaamd heeft en Mijn voorschriften, Mijn geboden, Mijn verordeningen en Mijn wetten in acht genomen heeft.
Waarom noemt de Koran deze nakomelingen dan "boosdoeners"? Logisch: die nakomelingen zijn immers de joden! En wat de Koranschrijver daarvan vindt weten we inmiddels wel.

Aan de andere kant wordt Abraham zelf hoog op het schild geheven:
125. En wij maakten het Huis tot een toevluchtsoord en een heiligdom. Kies als de plaats van aanbidding de plaats waar Abraham stond. En Wij gaven Abraham en Ismaël de opdracht: Wijd Mijn Huis voor hen die er rondgaan, die erin gaan om te mediteren, zich neerbuigen of zich ter aarde werpen.
Maar hier is een probleem. Volgens de Bijbel stuurde Abraham Ismaël weg toen die nog een kind was. Er is dan ook geen enkele aanwijzing dat Abraham met Ismaël ergens een soort moskee heeft gebouwd (vers 127) en ingewijd. Nog sterker (maar dat kan de Koranschrijver niet helpen): moslims denken dat hier de Kaäba in Mekka wordt bedoeld, een plaats waar Abraham op geen duizend kilometer in de buurt is geweest.

We gaan nog even terug naar soera 2:
126. En toen Abraham vroeg: "Mijn Heer, maak dit een vredige plaats en voorzie de inwoners van vruchten, de inwoners die geloven in Allah en de Laatste Dag", antwoordde Hij: "En de ongelovige mag nog een korte tijd van het leven genieten, maar dan onderwerp ik hem aan de kwelling van het vuur, een nare eindbestemming!"
Het lijkt wel of Allah steeds roet in het eten gooit, eerst in vers 124 en nu hier. Maar eigenlijk lezen we hier natuurlijk de boosaardige verlangens van de Koranschrijver zelf, die zijn theologische tegenstanders graag in de hel wil zien branden. Het kennelijke sadisme van de Allah van de Koranschrijver past eigenlijk niet goed bij het beeld dat we van God in de Bijbel krijgen, een verschil dat misschien wel belangrijker is dan alle andere verschillen.

donderdag 14 april 2011

Uitverkoren voor het Laatste Oordeel

Soera 2:122-123
122. O Kinderen van Israël, bedenk de speciale gunst die ik jullie heb verleend, en dat ik jullie boven anderen verkoos.
 Nou, dat is niet mis! De schrijver van deze soera had de joden hoog zitten. Hoewel? Er zijn twee maren. Ten eerste staat dit vers in de verleden tijd. Is dat in het Nieuwe Testament ook zo? In zijn brief aan de Romeinen schrijft de apostel Paulus:
Rom. 11:1. Dan is nu mijn vraag: heeft God zijn volk soms verstoten? Beslist niet. Ik ben immers zelf een Israëliet...
Ten tweede volgt er op dit (op het oog positieve) vers een heel dreigende:
123. Pas maar op voor de dag dat geen ziel de andere zal baten, er geen vergoeding zal worden aanvaard, er niemand tussenbeide zal komen en er geen hulp zal zijn.
Dit moet wel een toespeling zijn op het Laatste Oordeel, een thema dat we vooral in de oudere soera's veel tegenkomen. De betekenis van dit vers is dan dat de 'Kinderen van Israël' op die dag kansloos de klos zullen zijn. In het Nieuwe Testament lezen we iets anders:
I Tess 1:10. ... en om Zijn Zoon te verwachten uit de hemel: Jezus, die Hij uit de dood heeft doen opstaan en die ons zal redden van het komende oordeel.
Ah, er is dus wel een redder. Maar ja, die erkennen moslims niet. Voor hen is Jezus niet veel meer dan een profeet. En dat is jammer, want dat betekent dat juist moslims in de kou zullen staan.

dinsdag 12 april 2011

Toch maar de Bijbel dan?

Soera 2:120-121

De volgende twee verzen zijn zó met elkaar in strijd dat je je niet kan voorstellen hoe islamitische theologen daarmee wegkomen. Het eerste vers maakt gehakt van de joodse en christelijke godsdienst, het tweede rekent juist af met mensen die de Bijbel niet geloven.
120. En de joden zullen niet tevreden met jullie zijn, en de christenen ook niet, tenzij jullie hun geloof volgen. Zeg: "De leiding van Allah, dat is de (enige) leiding!" En als jullie hun wensen volgen nadat de kennis tot jullie gekomen is, dan zal er niemand zijn die jullie tegen Allah beschermt of jullie helpt.
121. Er zijn er aan wie Wij het Boek hebben gegeven, die het op de juiste manier lezen en erin geloven. Zij die er niet in geloven, dat zijn de verliezers.
Ja, laat ik nou altijd gedacht hebben dat christenen in de Bijbel geloven, of tenminste geloven wat erin staat! Of zou de schrijver hier de Koran bedoelen? Of denkt de schrijver misschien dat de boodschap van de Bijbel gelijk is aan de Koran? Intussen weten wij dat de Koran en het Boek (de Bijbel) niet met elkaar te rijmen zijn, zodat de verleiding groot is te denken dat de Koranschrijver niet wist waarover hij het had. Geloven in de Bijbel betekent afwijzen van de Koran van Allah en alle 'kennis' die daarbij hoort.

Christenen in bijvoorbeeld Pakistan
worden om hun geloof vermoord
Hoe dan ook, wie die 'kennis' naast zich neerlegt en overgaat tot het christendom of het jodendom - dat maakt nogal verschil, maar de schrijver lijkt zich daar niet druk over te maken - die is zijn leven niet zeker. Maar de moslim die christen wordt kan zich tenminste nog troosten met de gedachte dat hij het eeuwige leven krijgt bij God, en dat hij Allah daar niet zal tegenkomen. En misschien is Allah wel niet zo machtig als de Koranschrijver dacht.

maandag 11 april 2011

Nietsweters

Soera 2:118-119
118: Zij die geen kennis bezitten, zeggen: "Waarom spreekt Allah niet tot ons? Of waarom ontvangen wij niet een of ander teken?" Precies zoals zij nu spreken, spraken zij die eerder waren. Vanbinnen zijn zij geheel hetzelfde. Onze openbaringen zijn duidelijk voor mensen die overtuigd zijn.
119. Zeker, Wij hebben jou in waarheid gestuurd als brenger van goed nieuws en als iemand die waarschuwt, maar jij zult geen vragen krijgen betreffende degenen die bij het vlammende vuur vertoeven.
Het lijkt er sterk op dat deze twee verzen bij elkaar horen, en dan betekent het tweede vers dat de vragenstellers in het eerste vers de hel wordt beloofd. Uit de vorige (en volgende) verzen weten we dat hier joden en/of christenen worden bedoeld. Wie de schrijver in gedachten heeft bij "zij die eerder waren" weten we niet zeker, hij zal wel (zoals zo vaak) joden uit vroeger tijden bedoelen. Wat hem betreft is het één optocht van nietsweters.

Met deze verzen heb ik de volgende problemen.
  1. Als lezer voel ik me beledigd door de kwalificatie "Zij die geen kennis bezitten". Uiteraard ben ik het met die onvriendelijke uitdrukking oneens: joden en christenen sloten zich niet bij Mohammed aan, juist omdát ze wel beter wisten. Wat ze helaas niet wisten was wat Mohammed met hen van plan was, anders hadden ze hem misschien het land uit gejaagd voordat hij dat met hen kon doen. Maar dat bedoelt de schrijver natuurlijk niet.
  2. De zogenaamde klacht: "Waarom spreekt Allah niet tot ons?" is een verzinsel van de schrijver. De joden en christenen waren niet jaloers op de 'openbaringen' die Mohammed 'ontving' - ze waren het er alleen maar mee oneens.
  3. De schrijver scheert alle joden en christenen van alle tijden over één kam. Het vijandbeeld wordt er wel eenvoudig van, maar ondertussen is het een belediging voor de intelligentie van de lezer.
  4. Dat de 'openbaringen' waar de schrijver op doelt duidelijk zijn voor hen die overtuigd zijn lijkt mij bijzonder sterk. Misschien slikken vrome moslims alles wat in de Koran staat voor zoete koek, maar dat wil nog niet zeggen dat de Koran ook werkelijk zoete koek is.
  5. In vers 119 kunnen we lezen dat Mohammed er geen boodschap aan heeft dat de nietsweters uit vers 118 in de hel komen, maar ik zou toch wel graag willen weten waarom ze die straf nou eigenlijk hebben verdiend.
  6. En tenslotte: de arme lezers die het voor hun kennis van zaken van de Koran moeten hebben, komen zwaar bedrogen uit. Vaagheid is er namelijk troef, zoals ook uit deze verzen weer blijkt. Zij die geen kennis bezitten worden er beslist niet wijzer van.

zondag 3 april 2011

Geen Zoon?

Soera 2:116-117


Tot nu toe waren in deze soera vooral de joden het mikpunt, maar nu komen speciaal de christenen aan de beurt. De Koranschrijver valt met de deur in huis:
116. Ze zeggen:  "Allah heeft een zoon verwerkt", Glorie aan Hem! - Nee, Hem behoort alles dat in de hemelen en op aarde is, alles aanbidt Hem.
117. De oorsprong van de hemelen en de aarde! Als hij iets verordent, zegt hij alleen maar: "Wees er," en dan is het er.
"Ze" zijn natuurlijk de christenen. Alleen de manier waarop ze hier geciteerd worden, 'Allah heeft een zoon verwekt', is niet helemaal zuiver. Om te beginnen zullen de christenen het in de tijd van Mohammed niet over Allah hebben gehad, en 'verwekt' wekt bij moslims misschien de indruk dat hier een vrouw bij moet zijn geweest. Maar christenen geloven dat nou juist weer niet; Jezus was volgens hen al Zoon bij zijn Vader in de hemel, voordat hij naar de aarde kwam. Hoe dan ook, de Koranschrijver is het er niet mee eens.

In vers 117 zegt hij nog iets interessants waaruit blijkt dat hij iets meer kaas van het christendom gegeten heeft dan je op grond van eerdere verzen zou denken. Hij reageert waarschijnlijk op wat we bij de evangelist Johannes kunnen lezen:
1:3. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. (meer)
Uit het tekstverband wordt duidelijk dat Johannes hier op de Zoon doelt, die dus in tegenstelling tot de Koranverzen een sleutelrol bij de schepping heeft gehad. Zoals zo vaak staat de boodschap van de Koran haaks op die van de Bijbel, in dit geval haaks op wat het christendom tot het christendom maakt.

Moskee op slot

Soera 2:114-115
114. En wie is onrechtvaardiger dan hij die verbiedt dat in plaatsen die bedoeld zijn voor aanbidding van Allah, Allah's naam wordt gevierd? Wie ernaar streeft om die (plaatsen) te verwoesten? Het was niet gepast dat zij zelfs maar binnenkwamen, behalve met vrees. Voor hen is er niets dan schande in deze wereld, en een grote kwelling in de wereld die komt.
Is het sluiten van een moskee nou werkelijk het grootste onrecht dat een mens kan begaan? En over welke plaats van aanbidding gaat het hier eigenlijk concreet? Volgens de tradities gaat het hier over de Kaäba in Mekka, die voor moslims buiten bereik kwam toen Mohammed met zijn bende de stad uit werd gejaagd. Of die verhalen allemaal kloppen is de vraag, maar bovendien trekt dit vers het breder: het gaat over plaatsen die voor moslims gesloten zijn, waarvan zij vinden dat Allah daar aanbeden moet worden. In het christendom maakt het niet uit waar je God aanbidt, dat kan in principe overal. Ook in het Jodendom ligt de zaak anders: in tijden dat joden uit Jeruzalem werden verjaagd, zagen ze dat eerder als een straf van God dan als onrecht van de overwinnaars. De Koran echter wijst met de vinger van zich af en daarbij gaat de volumeknop op 10. Kennelijk, als er iets niet gaat zoals gewenst, is dat de schuld van een ander. Maar ik denk dan maar zo: als Allah niet eens in staat is zijn heiligdommen in bezit te houden, terwijl de volgelingen van Mohammed doen wat er van ze verwacht wordt, wat een god is dat dan? Eens zien wat de Koran daarover zegt:
115. Aan Allah behoort het oosten en het westen; waarheen je je ook richt, daar is de aanwezigheid van Allah. Want Allah is allesomvattend, alwetend.
Kort hiervoor, in vers 109, lazen we nog dat Allah macht heeft over alles. Maar misschien zag de Koranschrijver ook wel in dat dat op deze plaats een beetje zou misstaan. In plaats daarvan lezen we dat Allah overal is. Maar als dat zo is, waarom heet het dan het grootst mogelijke onrecht als Allah op bepaalde plaatsen niet aanbeden mag worden?

Hier stopt dit onderwerp, zo abrupt als dat het begon. Hierna gaat de Koran verder met schoppen tegen het christendom en jodendom, de rode draad van soera 2.