woensdag 30 maart 2011

Twee plichten

Soera 2:110-113

Vers 110 van Soera De Koe vond ik in eerste instantie wel aardig, als een van de weinige verzen in dit hoofdstuk. Maar schijn bedriegt. Want in weinig verzen wordt zo duidelijk als hier hoe graatmager de islam op religieus vlak eigenlijk is:
110. En wees standvastig in aanbidding en betaal de zakaat. En welk goed je ook voor je ziel vooruit vindt, je zult het bij Allah terugvinden: want Allah ziet wat je doet.
112. Zeker, wie zich geheel aan Allah overgeeft en goed doet, die zal zijn beloning bij zijn Heer vinden; mensen zoals hij zullen geen angst of verdriet kennen.
Wij kunnen onder de goede daden die voor Allah blijven staan niets concreets vinden behalve het vervullen van twee plichten: het islamitische gebed (een rituele handeling) en het betalen van zakaat, een soort belasting waarmee de islamitische staat uitkeringen en andere zaken betaalt.

Ik weet niet hoe het u vergaat, beste lezer, maar ik moet hier toch een beetje om lachen. Een hemelse beloning voor het betalen van (al dan niet vrijwillige) belasting? En dan die 'aanbidding': vijfmaal per dag Arabische spreuken prevelen op een matje in de richting van Mekka, is dat 'goed doen'?! Wat dacht de Koranschrijver van oefening in heiligheid en naastenliefde, om maar eens wat grote christelijke en Joodse religieuze waarden te noemen? Christenen en Joden in de tijd van Mohammed moeten ook zoiets hebben gevonden, maar de Koran bijt hard van zich af:
111: En zij zeggen: "Niemand zal het Paradijs binnengaan tenzij hij een Jood of Christen is." Dat zouden ze wel willen! Zeg: "Zorg maar voor bewijs, als jullie waarheidslievend zijn."
113: De Joden zeggen: "De christenen volgen niets (goeds)", en de Christenen zeggen: "De Joden volgen niets (goeds)". Toch bestuderen ze beiden het Boek. Zij spreken hetzelfde als onwetenden. Maar Allah zal rechtspreken op de Dag des Oordeels met betrekking tot hun onenigheid.
Verzen zoals deze maken eens te meer duidelijk hoe de Koran zich voortdurend tegen de vertegenwoordigers van de Bijbel afzet. "Het Boek" is hier kennelijk een bundel waar zowel christenen als Joden uit lezen, hoewel we weten dat Joden het Nieuwe Testament beslist niet lezen. Kennelijk wist de Koranschrijver dit niet. Overigens is het tweede deel van vers 111, "Zorg maar voor bewijs!", nogal stompzinnig. Alsof de Koranschrijver wel kon bewijzen dat alleen moslims naar het Paradijs gaan. We weten helaas niet of de aangesprokene dit ooit tegen de Joden of christenen heeft gezegd, en ook niet of hij toen is uitgelachen.

Door het ordenen van bovenstaande verzen valt het extra op dat de Koranschrijver zichzelf tegenspreekt. In vers 111 nemen de Joden en Christenen het nog voor elkaar op, maar in vers 113 staan ze alweer lijnrecht tegenover elkaar. Wat een poppenkast... De strekking is overigens wel duidelijk: Joden en christenen zijn niet serieus te nemen; alleen wij, moslims, zijn de deskundigen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Op- of aanmerkingen? Plaats ze hier...