zondag 24 april 2011

Eén God - maar voor wie?

Soera 2:139-140

In het artikel "Abrahamitische religies" bleek al dat de Koranschrijver meende dat moslims als enige de geloofstraditie van Abraham voortzetten. Hoewel hij dus vond dat Joden en Christenen het verkeerd deden, dacht hij toch dat het om dezelfde God gaat:
139. Zeg: willen jullie over Allah twisten terwijl je toch ziet dat hij onze en jullie Heer is? Wij zijn verantwoordelijk voor onze daden en jullie voor die van jullie; (maar) wij staan zuiver tegenover Hem.
Uit het begin van dit vers blijkt dat de Joden en Christenen in de tijd dat de Koran ontstond betwijfelden of moslims wel dezelfde God aanbaden als zij. Die twijfel is er trouwens nog steeds, hoewel niet bij goede moslims uiteraard.

Met het volgende vers pakt de schrijver de draad weer op waar die na vers 136 werd losgelaten:
140. Of zouden jullie willen beweren dat Abraham, Ismaël, Izaäk, Jacob en de Stammen Joden of Christenen waren? ...
Ik zou niet weten waarom iemand deze mannen christenen zou willen noemen - dat lijkt me nogal idioot en zoiets heb ik dan ook nog nooit gehoord. Maar de Stammen waren natuurlijk wel Israëlieten, en de stam Juda (Jehoeda) was zéker een stam van joden.
(140). ... Weten jullie het beter, of Allah? ...
Als je het zo recht op de man af vraagt...
(140) ... En wie is onrechtvaardiger dan hij die de getuigenis verbergt die hij van Allah heeft ontvangen? En Allah is niet onbekend met wat jullie doen.
Dit is wel heel suggestief van de Koranschrijver. Wat voor 'getuigenis' zouden Joden en Christenen nou toch verbergen, en voor wie? Allah mag het weten...

Overigens, de uitdrukking: "wie is onrechtvaardiger dan..." kennen we nog van vers 114, en toen ging het over iets anders. Kennelijk is het dringen aan de top-1 van onrecht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Op- of aanmerkingen? Plaats ze hier...