zaterdag 10 september 2011

Taloet, Saul of Gideon

Soera 2:249

In vers 246 begon de koranschrijver te vertellen over een zekere Israëlische koning met de naam Taloet. Dit verhaal doet zo sterk denken aan het Bijbelgedeelte 1Samuel 8, dat we wel moeten concluderen dat het hier over Saul, de eerste Israëlische koning, gaat. Maar in het vers dat we nu gaan behandelen lezen we een geschiedenis die bij een heel andere man hoort.
249. Toen Taloet met zijn legers vertrok, zei hij: "Allah zal jullie beproeven met de rivier: wie ervan drinkt gaat niet mee, wie er niet van neemt wel, en ook wie alleen uit de hand drinkt." Maar behalve enkelen dronken ze ervan. (...)
Wie ooit zondagsschool gehad heeft herkent dit verhaal meteen. Het staat in Richteren 7:
7:5. En hij liet het volk afdalen naar het water. Toen zei de HEERE tegen Gideon: Iedereen die het water met zijn tong oplikt zoals een hond likt, die moet u apart zetten, en iedereen die zich op zijn knieën bukt om te drinken eveneens.
7:6. Het aantal van hen die met hun hand het water naar de mond brachten om het op te likken, was driehonderd man. Maar heel de rest van het volk had zich op hun knieën gebukt om water te drinken.
7:7. Toen zei de HEERE tegen Gideon: Door de driehonderd man die gelikt hebben, zal Ik u verlossen (...)
De Koran wijkt hier in de details en in de strekking van de Bijbel af. Het begint al met de onnozele manier waarop de proef in de Koran wordt aangekondigd: Taloet verklapt van tevoren wat het criterium is, zodat het een wonder mag heten dat de meesten toch aan het drinken slaan. In de Bijbel is alleen Gideon op de hoogte; hij maakt onderscheid tussen de verschillende groepen op grond van hun drinkgedrag en besluit pas achteraf welke groep doorgaat. Het waarom van deze bijzondere selectieprocedure wordt in de Koran trouwens niet duidelijk, maar in de Bijbel wel:
7:2. En de HEERE zei tegen Gideon: Het volk dat bij u is, is voor Mij te talrijk om Midian in hun hand te geven. Anders zou Israël zich tegen Mij kunnen beroemen en zeggen: Mijn eigen hand heeft mij verlost!
God neemt het de achterblijvers niet kwalijk, ze waren gewoon niet nodig. Maar in de Koran lijkt het erop dat er met die enthousiaste drinkers iets mis was:
249. (...) En toen hij was overgestoken, met de gelovigen, ...
Waren de achterblijvers dus ongelovigen?

Enfin, aan het eind van dit vers verschijnt een zekere Galoet (Goliath) op het toneel, dus dan zijn we ineens weer terug in de tijd van koning Saul.


Artikelen van andere auteurs:



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Op- of aanmerkingen? Plaats ze hier...