maandag 14 november 2011

Geven aan de niet-armen

Soera 2:273

Al een aantal verzen lang behandelt de koranschrijver het thema "geven (aan de armen)", en in het vers dat nu komt krijgen we eindelijk wat meer in beeld van de armen die hij bedoelt.
273. Voor de armen, zij die in hun bewegingen beperkt zijn op de weg van Allah, die niet kunnen rondreizen in het land. Als je niet beter wist zou je denken dat ze rijk zijn, omdat ze zuinig zijn. Je moet weten dat ze de mensen niet lastigvallen met vragen. En wat je van je goederen besteedt is bij Allah bekend.
Die laatste formule kennen we nu wel. Maar de rest is interessant. De goede moslim wordt hier opgeroepen te geven aan mensen die er niet om vragen maar die wel een of ander werk voor Allah doen waardoor ze niet aan betaald werk toe komen. Wat voor bezigheden dat dan zouden kunnen zijn komen we in dit vers niet te weten, maar wat in elk geval aan de beschrijving voldoet is werk in de plaatselijke moskee. Alleen is de vraag of de lui die daar in dienst zijn wel echt arm zijn. Volgens de koranschrijver is dat voor "onwetenden" lastig te beoordelen, zelfs als die "armen" er welvarend uitzien.

Volgens mij betekent dit geven-met-oogkleppen-op geen garantie voor een goede verdeling van het geld over de armen. Vooral de echte hulpbehoevenden, namelijk mensen die geen kans hebben op betaald werk, worden in dit vers overgeslagen. In de Bijbel lezen we hoe het wel moet:
I Timotheüs 10:15. Als een gelovige man of gelovige vrouw weduwen in de familie heeft, laten zij die bijstaan en laat de gemeente daarmee niet belast worden, opdat die hulp kan geven aan hen die werkelijk weduwen zijn.
Hieruit blijkt dat a) de christelijke gemeente opkwam voor de kwetsbaarsten, namelijk de weduwen, en b) dat de eigen familieleden de eersten waren die daarvoor moesten zorgen. De Koran heeft voor weduwen niet meer in petto dan verplichtingen (2:234) en een pensioentje van hooguit een jaar (2:240).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Op- of aanmerkingen? Plaats ze hier...