zaterdag 16 juli 2011

Onmisbare narigheid

Soera 2:214

In vers 212 lazen we dat het leven de ongelovigen toelacht, de gelovigen dus kennelijk niet. Dit vers doet er nog een schepje bovenop. Dat rotleven is niet alleen onvermijdelijk, het is zelfs onmisbaar! Als je tenminste in de hemel wil komen...
214. Of denk je dat je de Tuin zal binnengaan terwijl jou nog niet zoiets is overkomen als hen die vóór jou zijn gestorven? Leed en vijandigheid werden hun deel, ze werden door elkaar geschud als bij een aardbeving, tot de profeet en zijn medegelovigen zeiden: "Wanneer zal de hulp van Allah komen? Die hulp is vast nabij!"
Wil een moslims in het hiernamaals goed terecht komen, dan zal hij leed en vijandigheid moeten ondervinden. Maar wat nou als dat niet vanzelf gaat? Moet hij zich dan zó gaan gedragen dat hem dat alsnog overkomt? Bevat de Koran ook aanwijzingen om dat felbegeerde doel te behalen? Het antwoord daarop moet bevestigend zijn. Wantrouw alle niet-moslims. Verdenk ze van het slechtste, ook al wijst niets daarop. Sla erop als ze je dwars zitten. Vecht! Ja, zo moet het wel lukken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Op- of aanmerkingen? Plaats ze hier...