zaterdag 5 maart 2011

Kalf (3)

Soera 2:93
93 En herinner je dat we jullie verbond namen en boven jullie ophieven de Berg: "Hou stevig vast wat Wij jullie hebben gegeven, en gehoorzaam": Zij zeiden: "Wij horen het, en zijn ongehoorzaam:" En zij moesten het kalf indrinken in hun harten vanwege hun ongeloof... 
Met een enkel vers als dit - en het laatste deel heb ik nog weggelaten - is al genoeg mis om uitgebreid bij stil te kunnen staan.

De argeloze lezer, zoals de moslim die de Bijbel niet kent, kan hier natuurlijk geen chocola van maken. Over welk verbond gaat het? Welke berg wordt hier bedoeld? Wat moet hij zich bij het 'indrinken van het kalf in het hart' voorstellen? Vertaler Yusufali weet zijn lezers nog wel te vertellen dat de berg Sinaï is bedoeld, maar in de grondtekst staat dat niet. Het hele verhaal is te vinden in de Bijbel, in Exodus 31 en 32. Daar valt te lezen dat Mozes het gouden kalf, gegoten door Aäron, verbrandt, vermaalt en over het water uitstrooit dat de Israëlieten moeten drinken. Deze details vinden we in de Koran dus niet, maar daar staat dan weer tegenover dat de Koranschrijver zo vriendelijk is ons de 'ware betekenis' uit te leggen.

Ernstiger is de manier waarop de Koran hier de houding van de Israëlieten beschrijft. Volgens de Bijbel waren de Israëlieten het zat om te wachten op de terugkeer van Mozes: ze betwijfelden of hij überhaupt nog wel terug zou komen, en eisten van zijn broer Aäron dat die met een tastbaar alternatief kwam. Vóórdat Mozes met de in steen gebeitelde Tien Geboden beneden was, was het volk al aan het feesten ter ere van de nieuwe gouden god. Wat maakt de Koranschrijver ervan? Dat het volk het verbond na de presentatie afwees. Waarom deze verdraaiing? Twee mogelijke verklaringen: de schrijver wilde de joden er extra zwart op zetten (dat gebeurt wel vaker in de Koran), en/of er moest een verband worden gelegd met de afwijzing van de Koran door de joden in de tijd van Mohammed. Maar de Koran is wat anders dan de Tien Geboden, en de Israëlieten wezen de Tien Geboden niet af.

Dan nog wat kleinigheden. Soera 2 wil ons laten geloven dat de Berg zich ophief waar de Israëlieten bij waren. Dat moeten we maar overdrachtelijk zien, want als een berg zich echt opheft dan kun je maar beter niet in de buurt zijn. Vreemd is tenslotte de verandering van persoonsvorm in dit vers. Eerst zijn de aangesproken Joden 'jullie', daarna ineens 'zij'.

Het vers eindigt met de volgende krenkende zin:
(91) ... Zeg: Kwaadaardigheid is wat jullie geloof je opdraagt, als jullie (tenminste) gelovigen zijn.
Dit kan toch moeilijk anders worden gelezen dan als een keiharde afwijzing van het Jodendom. Gezien de ervaringen die de Joden in de tijd van Mohammed moesten opdoen (bestolen, verjaagd en uitgemoord worden) is dit eigenlijk een ordinaire jij-bak.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Op- of aanmerkingen? Plaats ze hier...