woensdag 30 maart 2011

Twee plichten

Soera 2:110-113

Vers 110 van Soera De Koe vond ik in eerste instantie wel aardig, als een van de weinige verzen in dit hoofdstuk. Maar schijn bedriegt. Want in weinig verzen wordt zo duidelijk als hier hoe graatmager de islam op religieus vlak eigenlijk is:
110. En wees standvastig in aanbidding en betaal de zakaat. En welk goed je ook voor je ziel vooruit vindt, je zult het bij Allah terugvinden: want Allah ziet wat je doet.
112. Zeker, wie zich geheel aan Allah overgeeft en goed doet, die zal zijn beloning bij zijn Heer vinden; mensen zoals hij zullen geen angst of verdriet kennen.
Wij kunnen onder de goede daden die voor Allah blijven staan niets concreets vinden behalve het vervullen van twee plichten: het islamitische gebed (een rituele handeling) en het betalen van zakaat, een soort belasting waarmee de islamitische staat uitkeringen en andere zaken betaalt.

Ik weet niet hoe het u vergaat, beste lezer, maar ik moet hier toch een beetje om lachen. Een hemelse beloning voor het betalen van (al dan niet vrijwillige) belasting? En dan die 'aanbidding': vijfmaal per dag Arabische spreuken prevelen op een matje in de richting van Mekka, is dat 'goed doen'?! Wat dacht de Koranschrijver van oefening in heiligheid en naastenliefde, om maar eens wat grote christelijke en Joodse religieuze waarden te noemen? Christenen en Joden in de tijd van Mohammed moeten ook zoiets hebben gevonden, maar de Koran bijt hard van zich af:
111: En zij zeggen: "Niemand zal het Paradijs binnengaan tenzij hij een Jood of Christen is." Dat zouden ze wel willen! Zeg: "Zorg maar voor bewijs, als jullie waarheidslievend zijn."
113: De Joden zeggen: "De christenen volgen niets (goeds)", en de Christenen zeggen: "De Joden volgen niets (goeds)". Toch bestuderen ze beiden het Boek. Zij spreken hetzelfde als onwetenden. Maar Allah zal rechtspreken op de Dag des Oordeels met betrekking tot hun onenigheid.
Verzen zoals deze maken eens te meer duidelijk hoe de Koran zich voortdurend tegen de vertegenwoordigers van de Bijbel afzet. "Het Boek" is hier kennelijk een bundel waar zowel christenen als Joden uit lezen, hoewel we weten dat Joden het Nieuwe Testament beslist niet lezen. Kennelijk wist de Koranschrijver dit niet. Overigens is het tweede deel van vers 111, "Zorg maar voor bewijs!", nogal stompzinnig. Alsof de Koranschrijver wel kon bewijzen dat alleen moslims naar het Paradijs gaan. We weten helaas niet of de aangesprokene dit ooit tegen de Joden of christenen heeft gezegd, en ook niet of hij toen is uitgelachen.

Door het ordenen van bovenstaande verzen valt het extra op dat de Koranschrijver zichzelf tegenspreekt. In vers 111 nemen de Joden en Christenen het nog voor elkaar op, maar in vers 113 staan ze alweer lijnrecht tegenover elkaar. Wat een poppenkast... De strekking is overigens wel duidelijk: Joden en christenen zijn niet serieus te nemen; alleen wij, moslims, zijn de deskundigen.

zondag 27 maart 2011

Groepsdenken

Soera 2:108-109

Eén van de problemen met de Koran is dat we vaak niet weten waar het over gaat. Het volgende vers heeft het bijvoorbeeld over 'jullie Boodschapper', maar we weten niet wie die Boodschapper is en eigenlijk ook niet wie 'jullie' zijn. Maar goed, omdat de Koran toch het boek van de moslims is en zij allemaal geloven dat met 'jullie Boodschapper' Mohammed wordt bedoeld, de profeet van de Arabieren, zullen wij dat ook maar doen. De volgende verzen trekken de lijn tussen 'wij' en 'hen' ferm bij het geloof in Mohammed:
108. Zouden jullie je Boodschapper in twijfel trekken zoals vroeger Mozes in twijfel werd getrokken? Maar wie van Geloof tot Ongeloof overgaat, is zonder twijfel van het rechte pad afgedwaald.
Uit de Koran blijkt dat de leer van Mohammed nogal afwijkt van wat de Bijbel zoal zegt, zodat wie recht in de leer van de Bijbel is niet tegelijkertijd recht in de leer van Mohammed kan zijn. Vers 108 is dus niet gericht tot Joden en christenen (die geloofden Mohammed namelijk al niet) maar tot de twijfelende aanhangers van Mohammed. De Koranschrijver zal ook wel ontdekt hebben dat de Bijbelkenners niet enthousiast waren over de ideeën van Mohammed, en kennelijk dreigden die Bijbelkenners de vroege moslims van hun gelijk te overtuigen. De reflex van de schrijver is dan niet hun ongelijk aan te tonen, maar om ze zwart te maken:
109. Tamelijk veel van de Mensen van het Boek zouden wel willen dat ze jullie (volk) ontrouw konden maken nadat jullie geloofden, uit egoïstische afgunst, nadat zij van de Waarheid [de leer van Mohammed, KCB] overtuigd waren. Maar vergeef en zie door de vingers, totdat Allah Zijn doel bereikt, want Allah heeft macht over alles.
De Koranschrijver beschuldigt de Bijbelkenners hier van drie dingen: van egoïsme, van afgunst (zie Welk Boek) en in feite ook van leugenachtigheid: ze zijn zogenaamd wel van de Waarheid overtuigd, maar geloven er toch niet in. De werkelijkheid was ongetwijfeld anders: de Bijbelkenners wilden de moslims overtuigen van de waarheid dat de leer van Mohammed niet deugde. Eigenbelang zal daarin wel een rol hebben gespeeld, maar dat was dan wel met een goede reden.

De laatste zin is al een aanwijzing voor de richting waarin we moeten denken. Het 'doel' dat 'Allah' zou gaan bereiken was bij de Koranschrijver misschien al bekend: de uitroeiing van alle niet-moslims uit Arabië. Niet lang na de dood van Mohammed waren er op het Arabisch schiereiland geen Joden en christenen meer.

vrijdag 25 maart 2011

Voortschrijdend inzicht

Soera 2:106

In het vorige artikeltje moest ik vers 106 overslaan omdat dat niet goed past tussen de verzen 105 en 107. Maar het is belangrijk genoeg om het toch nog te behandelen. Dit is het:
106. Geen van Onze openbaringen schaffen we af of laten we vergeten, maar We vervangen ze door iets dergelijks of door iets beters. Weten jullie niet dat Allah macht heeft over alles?

In dit vers wordt Allah in feite belachelijk gemaakt, want sinds wanneer getuigt het van macht als je jezelf corrigeert? Maar goed, moslims zien dat misschien anders.

De betekenis van dit vers voor de islam is dat het de Koranuitleggers een basis geeft om een oplossing te vinden voor de gevallen waarin de Koran zichzelf lijkt tegen te spreken. Het 'laatst geopenbaarde' vers is dan eenvoudig de 'verbetering' (lees: correctie) van een eerder vers.

Om te bepalen wat de Koran werkelijk zegt, moet je dus weten welke verzen eerder en welke later zijn 'geopenbaard'. Maar dat is voor een leek niet zo eenvoudig te bepalen, want de Koran is zelf niet chronologisch geordend. Korangeleerden hebben daar echter wel een antwoord op. Zo hebben zij onderscheid gemaakt in 'Mekkaanse' (vroege) en 'Medinese' (late) soera's, hoewel sommige passages in Mekkaanse soera's weer zouden zijn geopenbaard in Medina en andersom.

Bij Westerlingen is dit niet overal bekend, maar deze leer van de 'abrogatie' betekent onder andere dat de betrekkelijk vredelievende verzen van de Mekkaanse soera's door Korangeleerden worden beschouwd als afgeschaft, vervangen, door de meer haatdragende en oorlogszuchtige verzen van de soera's uit Medina. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.

donderdag 24 maart 2011

Uit verdachte hoek

Soera 2:105-107

Rond het jaar 976 vond de moslim Muhammad ibn Ahmad al-Khwarizmi het getal 0 uit Dit getal was misschien wel de belangrijkste gift die de islam aan de Wereld heeft geschonken, de rest mag nauwelijks een naam hebben. Moslims leren echter uit de Koran dat het de niet-moslims zijn waar niets goeds van te verwachten is:
105. De ongelovigen onder de mensen van het Boek en de heidenen, zullen nooit willen dat jullie iets goeds van jullie Heer ontvangen. Maar Allah kiest de mensen uit die hij bijzondere genade geeft - want Allah is een Heer van onbegrensde gratie.
107. Weten jullie niet dat tot Allah behoort wat in de hemelen en op de aarde is? En naast hem hebben jullie niemand die over jullie waakt of jullie helpt.
De actualiteit in Lybië laat zien hoe de zaken er werkelijk voor staan. In het Westen maken wij ons zorgen over de arme drommels in het Oosten van Lybië, die voor de zoveelste keer massaal het slachtoffer dreigen te worden van de wrede heerser in Tripoli. Wij sturen onze beste mannen en wapens naar het gebied om het voor hen op te nemen, maar de Arabische Liga staat langs de zijlijn en levert alleen commentaar. 
Een ander voorbeeld: de Verenigde Naties pompen al decennia miljarden in het verzorgen van de Palestijnen, voornamelijk moslims, maar de Arabische 'vrienden' geven hen niet eens een stukje land om hun eigen leven op te bouwen. 
Nog een voorbeeld: de hele wereld was in rep en roer toen de moslims in Indonesië door de vloedgolf waren overspoeld. Vele miljoenen ontvingen de mensen daar aan hulp, het meeste daarvan niet uit de schatkisten van islamitische staten. 
Nog een laatste: in Srebrenica namen wij het op voor de moslims, al liep dat niet helemaal goed af, maar de wens om te helpen was duidelijk. 

En zo kunnen we nog wel doorgaan, maar dat heeft geen nut: de Koran zegt immers dat het allemaal niet waar is.

zaterdag 19 maart 2011

Salomo

Soera 2:102

Het nu volgende vers borduurt voort op wat voorafging: een stroom verwijten aan het adres van 'een partij' van de Joden die het 'Boek van Allah' verwierpen. Volgens de Koranschrijver hadden zij ook nog het volgende op hun kerfstok:
102. Zij volgden wat de kwaadaardigen (vals) getuigden tegen de regering van Salomo: de lasteraars, niet Salomo dus, maar de kwaadaardigen, leerden mensen magie en zaken zoals in Babylon werden geopenbaard aan de engelen Haroet en Maroet. Maar geen van hen leerde (dat) aan iemand anders, zonder erbij te zeggen: "Wij zijn er alleen voor de beproeving, dus laster niet!" Zij [de Joden, KCB] leerden van hen [de kwaardaardigen, KCB] tweedracht te zaaien tussen man en vrouw. Maar zij konden daarmee niemand kwaad doen behalve met Allah's toestemming. En zij leerden wat hun kwaad deed, niet wat goed voor hen was. En zij wisten dat wie (magie) kocht geen deel zou hebben aan het geluk in het hiernamaals. (...)
In dit vers vinden we maar liefst vier nieuwe namen: Salomo, Babylon en de engelen Haroet en Maroet. Na dit vers horen we deze namen niet meer, of althans niet in Soera 2. Van Salomo en Babylon weten we uit de Bijbel wel het nodige, maar Haroet en Maroet zijn onbekend. We weten ook niet wat die twee 'engelen' nou precies onderwezen. Evenmin wordt duidelijk op welke manier de 'kwaadaardigen' het regime van Salomo in diskrediet brachten.

Wel horen we hier dat de Joden tweedracht tussen man en vrouw zouden hebben leren zaaien, maar wie het verschil kent tussen de positie van de vrouw in het Jodendom en de positie van de vrouw in de Islam zal tot de conclusie moeten komen dat dat giftige kruid bij de Joden niet is opgekomen en bij de moslims wel.

Dat Joden aan magie zouden doen is trouwens een wijdverbreid antisemitisch thema. De Koran geeft echter geen bijzonderheden, zodat het voor Joden onmogelijk is zich tegen dit soort beschuldigingen te verweren. Maar misschien helpt het dat het over daden gaat die bij het schrijven van de Koran al anderhalf millennium verjaard waren.

dinsdag 15 maart 2011

Het Nieuwe Testament van Allah?

Soera 2:99-101

Herhaling is de kracht van de reclame, zegt men wel eens, en de Koranschrijver moet ook zoiets gedacht hebben. Als je iets maar vaak genoeg herhaalt, wordt het vanzelf een beetje waar. Eén van die vaak herhaalde thema's is dat er een steekje los zit bij mensen die de Koran niet geloven. Helemaal grof is de formulering in vers 99 van deze soera:
99. Voorwaar, wij hebben aan jullie heldere tekenen geopenbaard; en alleen slechte mensen geloven ze niet.
Volgens deze negatieve definitie zijn alle mensen die de Koran niet geloven dus slecht! Hier kunnen wij het natuurlijk niet mee eens zijn, zodat wij van de weeromstuit wel moeten zeggen dat wie dit schreef niet goed bij zijn hoofd was. Dat is natuurlijk beledigend, maar de Koranschrijver begon ermee.

Een ander terugkerend patroon is het beschimpen van christenen en Joden. In de volgende twee verzen zijn eerst de Joden aan de beurt (dat weten we uit de hieraan voorafgaande verzen), en dan de christenen. Dat de beschuldigende vinger opeens in een andere richting priemt is het meest aannemelijk, anders zou de schrijver in vers 100 namelijk iets ontkennen dat hij in vers 101 juist beweert. Dit zijn ze:
100. Is het soms zo dat wanneer zij een verbond sluiten een enkele partij van hen het terzijde schuift? Nee, de meesten van hen geloven niet. 
101. En als er dan een boodschapper van Allah komt, werpt een partij van de mensen die het Boek hebben ontvangen het Boek van Allah achter zich alsof ze van niets weten.
Kortom, in vers 100 wijzen de meesten het verbond af, niet slechts een partij, en in vers 101 wijst een partij het 'Boek van Allah' af. Zou de schrijver nu bedoelen dat de meesten van hen het Boek van Allah dan wel aanvaarden? Zouden christenen met meer dan minimale Bijbelkennis echt massaal de Koran hebben omarmd? Dat lijkt mij bijzonder stug. Maar misschien is hier iets anders aan de hand.

Zoals op zo veel plaatsen is de Koran hier ondoorgrondelijk. Wie niet weet dat soera 2 onderdeel is van de Koran, volgens moslims Het Boek van Allah, zou denken dat deze soera spreekt over een ander Boek, namelijk het Nieuwe Testament, of misschien over de Bijbel als geheel. Dan zouden deze verzen 100 en 101 een late en vervormde echo kunnen zijn van Paulus, die zich erover beklaagt dat veel van de Joden, zijn broeders zegt hij erbij, het Evangelie afwezen.

zondag 13 maart 2011

Gabriël

Soera 2:97-98


Soms, of eigenlijk nogal vaak, vinden we in de Koran fragmenten die doen denken aan Bijbelse verhalen. Geleerden zoals Christoph Luxenberg (een pseudoniem) leggen uit hoe dat komt: volgens hen bevat de Koran veel tekst uit oudere Syrisch-Aramese christelijke geschriften. Door latere redactie en interpretatie is de betekenis van de tekst wel grondig veranderd, zoals we in de volgende verzen kunnen zien.
97. Zeg: wie een vijand is van Gabriël - want hij laat (de openbaring) neerdalen in jullie hart door Allah's wil, een bevestiging van wat eerder kwam, en leiding en een blijde boodschap voor hen die geloven - 
98. Wie een vijand is van Allah en zijn engelen en boodschappers, van Gabriël en Michaël, waarlijk! Allah is een vijand van hen die het geloof verwerpen.
De engel Gabriël (Arabisch: Djibriel) vinden we ook genoemd in het (veel oudere) Bijbelboek Lucas, eerste hoofdstuk. Hij treedt daar tweemaal op, de eerste keer aan Zacharias, de aanstaande vader van Johannes:
13. Maar de engel [Gabriël] zei tegen hem: Wees niet bevreesd, Zacharias, want uw gebed is verhoord en uw vrouw Elizabet zal u een zoon baren en  u zult hem de naam Johannes geven.
14. En er zal blijdschap en vreugde voor u zijn en velen  zullen zich over zijn geboorte verblijden,
15. want hij zal groot zijn voor de Heere.  Geen wijn en geen sterkedrank zal hij drinken en hij zal al van de moederschoot af met de Heilige Geest vervuld worden,
16. en  hij zal velen van de Israëlieten bekeren tot de Heere, hun God.
Met enige moeite is vers 97 van Soera 2 nog wel te zien als een samenvatting van de tekst uit Lucas, maar dan wel zo dat alle details die nodig zijn om het ook te begrijpen zijn verwijderd. In plaats daarvan moet de vertaler, Yusufali,  'de openbaring' tussen haakjes toevoegen om te verklaren wat er ging neerdalen. Daarmee is de islamitische verbastering compleet, want 'de openbaring' wordt door moslims vervolgens opgevat als de Koran, de aan Mohammed gegeven openbaring. Het zal wel duidelijk zijn dat Lucas dat niet bedoelde.

zaterdag 12 maart 2011

Doodswens

Soera 2:94-96

In deze drie verzen gaat de Koranschrijver bewijzen dat Joden niet geloven dat ze in de hemel komen. Hoe hij dat doet? Lees maar even mee [eigen vertaling uit de Engelse van Yusufali]:
94. Zeg: "Als het laatste Thuis bij Allah speciaal voor jullie is en voor niemand anders, zoek dan de dood, als jullie dat tenminste ernstig menen."
95. Maar zij zullen de dood nooit zoeken, vanwege de zonden die hun handen voor hen uit gestuurd hebben! En Allah is goed op de hoogte van de boosdoeners.
96. Jullie zullen dus zien dat zij van alle mensen het meest aan het leven hangen, zelfs meer dan de afgodendienaars. Zij zouden allemaal wel duizend jaar willen leven, maar zelfs al kregen ze zo'n lang leven, dan nog zouden ze hun straf niet ontlopen. Want Allah ziet heel goed wat ze allemaal doen.
Commentaar is bijna overbodig. Het zwakke punt in de redenering is dit: in het Jodendom is zelfmoord niet echt een goede daad.

Sterker, in de Tien Geboden kunnen we lezen dat God tegen de Israëlieten zegt dat zij een lang leven zullen hebben als ze bepaalde dingen doen. Een lang en gelukkig leven wordt als iets goeds en begerenswaardigs gezien.

Joden die dat in de praktijk brengen staan dus in een goede traditie, maar de Koranschrijver weet het beter: ze zouden zo snel mogelijk de stap naar het hiernamaals moeten zetten om in de hemel te komen. Dat ze dat niet doen is voor hem het bewijs dat ze niet in dat hiernamaals geloven.

Laat verder maar zitten. Tegen zoveel kortzichtigheid is geen kruid gewassen.

Overigens is het wel zo dat moslims schijnen te denken dat een snelle dood wenselijk is. Dat verklaart tenminste de talloze zelfmoordaanslagen en het dodelijke fatalisme dat islamitische maatschappijen in een ijzeren greep houdt. Dit moet je ze nageven: ze geloven echt in een hiernamaals waar het beter is, en waar alleen moslims terecht zullen komen. Het is voor hen maar te hopen dat ze dat terecht geloven, maar ik vrees voor hen (en hoop voor ons) dat dat onterecht is.

zaterdag 5 maart 2011

Kalf (3)

Soera 2:93
93 En herinner je dat we jullie verbond namen en boven jullie ophieven de Berg: "Hou stevig vast wat Wij jullie hebben gegeven, en gehoorzaam": Zij zeiden: "Wij horen het, en zijn ongehoorzaam:" En zij moesten het kalf indrinken in hun harten vanwege hun ongeloof... 
Met een enkel vers als dit - en het laatste deel heb ik nog weggelaten - is al genoeg mis om uitgebreid bij stil te kunnen staan.

De argeloze lezer, zoals de moslim die de Bijbel niet kent, kan hier natuurlijk geen chocola van maken. Over welk verbond gaat het? Welke berg wordt hier bedoeld? Wat moet hij zich bij het 'indrinken van het kalf in het hart' voorstellen? Vertaler Yusufali weet zijn lezers nog wel te vertellen dat de berg Sinaï is bedoeld, maar in de grondtekst staat dat niet. Het hele verhaal is te vinden in de Bijbel, in Exodus 31 en 32. Daar valt te lezen dat Mozes het gouden kalf, gegoten door Aäron, verbrandt, vermaalt en over het water uitstrooit dat de Israëlieten moeten drinken. Deze details vinden we in de Koran dus niet, maar daar staat dan weer tegenover dat de Koranschrijver zo vriendelijk is ons de 'ware betekenis' uit te leggen.

Ernstiger is de manier waarop de Koran hier de houding van de Israëlieten beschrijft. Volgens de Bijbel waren de Israëlieten het zat om te wachten op de terugkeer van Mozes: ze betwijfelden of hij überhaupt nog wel terug zou komen, en eisten van zijn broer Aäron dat die met een tastbaar alternatief kwam. Vóórdat Mozes met de in steen gebeitelde Tien Geboden beneden was, was het volk al aan het feesten ter ere van de nieuwe gouden god. Wat maakt de Koranschrijver ervan? Dat het volk het verbond na de presentatie afwees. Waarom deze verdraaiing? Twee mogelijke verklaringen: de schrijver wilde de joden er extra zwart op zetten (dat gebeurt wel vaker in de Koran), en/of er moest een verband worden gelegd met de afwijzing van de Koran door de joden in de tijd van Mohammed. Maar de Koran is wat anders dan de Tien Geboden, en de Israëlieten wezen de Tien Geboden niet af.

Dan nog wat kleinigheden. Soera 2 wil ons laten geloven dat de Berg zich ophief waar de Israëlieten bij waren. Dat moeten we maar overdrachtelijk zien, want als een berg zich echt opheft dan kun je maar beter niet in de buurt zijn. Vreemd is tenslotte de verandering van persoonsvorm in dit vers. Eerst zijn de aangesproken Joden 'jullie', daarna ineens 'zij'.

Het vers eindigt met de volgende krenkende zin:
(91) ... Zeg: Kwaadaardigheid is wat jullie geloof je opdraagt, als jullie (tenminste) gelovigen zijn.
Dit kan toch moeilijk anders worden gelezen dan als een keiharde afwijzing van het Jodendom. Gezien de ervaringen die de Joden in de tijd van Mohammed moesten opdoen (bestolen, verjaagd en uitgemoord worden) is dit eigenlijk een ordinaire jij-bak.

dinsdag 1 maart 2011

Kalf (2)

Soera 2:91-92


Eén van de onhebbelijkheden van de Koran is dat allerlei fragmenten dubbel of nog vaker in de tekst voorkomen. In de paar verzen die we nu behandelen komt dat twee keer voor. De schrijver gaat in vers 91 door met Jodenbashing op ongeveer dezelfde manier als in vers 89:
91. Als men tegen hen zegt: "Geloof in wat Allah heeft neergezonden," dan zeggen zij: "Wij geloven in wat tot ons werd neergezonden;" toch verwerpen zij alles daarnaast, zelfs al is het de Waarheid en bevestigt het wat ze reeds hebben ...
Het verwijt van de koranschrijver, dat de Joden de nieuwe openbaringen van Allah niet aanvaarden, is wel wat onnozel. Want waarom zouden ze? Het probleem was (en is) namelijk dat de Koran de Tenach juist niet bevestigt maar integendeel op vele plaatsen tegenspreekt. En of de Koran de Waarheid verkondigt? Daarvan waren de Joden in die tijd vast niet overtuigd. De rest van vers 91 is nog onredelijker:
(91) ... Zeg: waarom hebben jullie vroeger dan de profeten van Allah gedood, als jullie werkelijk geloofden?
De schrijver scheert hier Joden van honderd generaties over één kam, en lijkt te vinden dat het pleit daarmee beslecht is. Als dat niet onnozel is, dan is het in elk geval arrogant. Wij denken er liever het onze van, namelijk dat de Joden uit de tijd van Mohammed zich gewoon geen knollen voor citroenen lieten verkopen. Overigens lazen we het verwijt in vers 91 ook al eens in vers 61 (zie het artikel Manna).
92. Daar kwam Mozes tot jullie met duidelijke (tekenen), toch aanbaden jullie het kalf nadien, en jullie gedroegen je slecht.
Dat van dat kalf kennen we nog van vers 51 (zie Israël). Opnieuw is de "jullie" hier een groep mensen van eeuwen terug en overigens is Mozes voor zover bekend een natuurlijke dood gestorven, op hoge leeftijd nog wel. In vers 93 pakt de Koranschrijver de draad weer op waar hij 'm (rond vers 52) uit de vingers had laten glippen, maar zonder de Bijbel ernaast is dat vers echt onbegrijpelijk. Daarover in het volgende artikel meer.